Als het pensioenvermogen bij het vermogen wordt opgeteld, dan vormt het bijna de helft van het totale vermogen van huishoudens. Het meetellen van pensioenvermogens vermindert de vermogensongelijkheid. Dat blijkt uit CBS-analyses op pensioenvermogens van de bevolking van Nederland. Pensioenvermogen dat is opgebouwd via pensioenfondsen telt normaal gesproken niet mee in het vermogen van huishoudens, omdat het niet vrijelijk beschikbaar en overdraagbaar is.
Pensioenvermogen
Het pensioenvermogen van particuliere huishoudens in Nederland bedroeg in 2018 1,2 biljoen euro, becijfert het statistiekbureau. Gemiddeld was dat ruim 150 duizend euro per huishouden. Negen op de tien particuliere huishoudens hadden pensioenvermogen. Van het totale vermogen van huishoudens, 2,7 biljoen euro, bestond 46 procent uit pensioenvermogen. Het totale pensioenvermogen, gecorrigeerd voor de prijsontwikkeling, was in 2018 33 procent hoger dan in 2006, het gemiddelde bedrag aan pensioenvermogen per huishouden was 21 procent hoger.
Verkleining vermogensongelijkheid
Het meetellen van pensioenvermogens verkleint de vermogensongelijkheid, constateert het CBS. Zonder de pensioenvermogens hadden de 10 procent meest vermogende huishoudens in 2018 62 procent van het totale vermogen. Mét de pensioenvermogens hadden ze nog maar 48 procent. Het betekent tegelijkertijd dat de 90 procent minstvermogende huishoudens 14 procent meer van het totale vermogen te verdelen krijgen als de pensioenvermogens meetellen. Bij de 1 procent meest vermogende huishoudens waren de aandelen in 2018 respectievelijk 25 procent (zonder pensioen) en 15 procent (met pensioen).
De vermogensongelijkheid tussen huishoudens wordt dus kleiner als het pensioenvermogen meetelt. Veel huishoudens met geen of weinig vermogen hebben wel pensioenvermogen. Bij de meer vermogende huishoudens wordt het totale vermogen uiteraard ook hoger als pensioen meetelt, maar het relatieve verschil tussen huishoudens aan de onderkant en de bovenkant van de vermogensverdeling vermindert.
Leeftijdsverschillen aanzienlijk
In de vermogensongelijkheid met en zonder pensioenvermogen zijn er aanzienlijke verschillen binnen de onderscheiden leeftijdsgroepen vanaf 25 jaar, constateert het CBS. Bij de jongeren is er nauwelijks een verschil, omdat zij nog maar weinig pensioenvermogen hebben. Het verschil in ongelijkheid is het grootst in de groep huishoudens met een hoofdkostwinner van 55 tot 65 jaar. Bij de 75-plussers is het verschil kleiner omdat zij relatief minder pensioenvermogen hebben ten opzichte van het overige vermogen.
Geef een reactie