Van de 1,9 miljoen werknemers met flexcontracten heeft een vijfde geen vermogen of werkende partner om op te kunnen terugvallen bij inkomensverlies. Terwijl juist deze werknemers, die op tijdelijke contracten werken of hun geld verdienen als uitzend- of oproepkracht, zo’n buffer het hardst nodig hebben. De groep arbeidskrachten krijgt namelijk veel vaker te maken met perioden van werkloosheid dan de 4,8 miljoen werknemers met een vaste baan.
Onderzoek Rekenkamer
Die conclusies trekt de Algemene Rekenkamer na vergelijkend onderzoek naar de eigen vangnetten van zelfstandigen en werknemers met flexibele of vaste contracten. Uit analyse van de data blijkt dat de meeste werkenden, namelijk bijna 90%, tijdelijk verlies van inkomen uit eigen middelen kunnen opvangen. Maar 1 miljoen werkenden kunnen dat niet. Dit komt doordat zij geen eigen vermogen hebben (minder dan € 1.000) en evenmin kunnen steunen op het inkomen van een partner als hun werk wegvalt. Het gaat om 9% van de zelfstandigen (100.000 mensen), 10% van de werknemers in vaste dienst (469.000 mensen) en 20% van de flexwerkers (379.000 mensen).
Bepaalde groepen werknemers met tijdelijke contracten hebben nog minder vaak middelen om verlies van inkomen op te vangen. Dat geldt voor 33% van de laagopgeleiden, 32% van de werknemers met een niet-westerse migratieachtergrond en 30% van de uitzendkrachten.
Samenstelling groep met flexcontracten
Het onderzoek geeft meer inzicht in de samenstelling van de groep van 1,9 miljoen werknemers met flexibele contracten. Vergeleken met zelfstandigen en vaste werknemers zijn zij vaak zeer jong. Het merendeel van de werknemers met een flexibel contract is jonger dan 35 jaar. Toch is het niet zo dat jongeren hun carrière nu eenmaal vaak beginnen met een flexibel contract en zonder buffers en vanzelf het verschil met vaste werknemers en zelfstandigen inhalen.
De Algemene Rekenkamer wijst erop dat 2 van de 5 werknemers met flexibele contracten tussen de 35 en 65 jaar oud zijn. Deze 800.000 werknemers verdienen structureel hun inkomen met tijdelijke contracten. Zij bouwen ook consequent minder buffers op dan hun leeftijdsgenoten met een vast contract of een eigen onderneming. Van hen hebben er 135.000 geen eigen middelen om inkomensverlies op te vangen en ook geen werkende partner.
Geef een reactie