Volgens Baker Tilly was het een betrekkelijk eenvoudige familietransactie van aandelen in verband met bedrijfsopvolging. Maar het kantoor verkeek zich op een kerstboom aan onderhangende BV’tjes met internationale vertakkingen. Het hof vindt dat het accountants- en belastingadvieskantoor tekort is geschoten en zich niet achter anderen kan verschuilen.
Aandelenfusie
Een ondernemer bezat een groot aantal bedrijven in Nederland, Duitsland en Slowakijke, waaronder Enki. Hij wilde zijn bezit herstructureren met oog op aandelenoverdracht aan zijn in Oostenrijk wonende zoon. Van 2007 tot 2012 was de ondernemer daarover in gesprek met het huidige Baker Tilly. In 2012 kwam de aandelenfusie tot stand. Vier jaar later kreeg de Enki-directeur een aanslag van de Duitse fiscus van 944.000 euro als gevolg van Duits onroerend goed dat onder de aandelentransactie viel. Dit bedrag werd na bezwaar verlaagd waarop de directeur van Enki ruim € 544.000 betaalde. De ondernemer hield Baker Tilly verantwoordelijk voor de schade die hij door deze financiële tegenvaller had geleden. Het kantoor zou onzorgvuldig hebben gehandeld en tekort zijn geschoten.
Geen opdrachtbevestiging
Op 11 april 2018 wees de rechtbank de vorderingen van Enki af. Onlangs diende het hoger beroep. Het Gerechtshof stelde eerst vast dat Baker Tilly, ondanks het lange adviesproces, nooit een duidelijke schriftelijke opdrachtbevestiging aan haar opdrachtgever(s) had verzonden. Dit mocht wel van een kantoor als Baker Tilly worden verwacht, aldus de raadsheren. ‘Door het ontbreken van een door de opdrachtnemer aangegeven begrenzing van de aan deze opgedragen taak kan dan gemakkelijk bij de opdrachtgever een ruimer verwachtingspatroon worden gewekt. Wel heeft Baker in de loop van de jaren diverse memo’s, gespreksverslagen en stappenplannen opgesteld.’ Daarbij had Baker Tilly meermalen uitdrukkelijk verantwoordelijkheid uitgesloten voor fiscale aspecten in Slowakije en in Oostenrijk (waar de zoon van de Enki-directeur woonde). ‘Voor Duitsland heeft Baker dit echter nooit uitgesloten en Enki behoefde dit dan ook in redelijkheid niet te verwachten, ook al afficheert Baker zich nu als een (uitsluitend) Nederlandse belastingadviseur.’
Schuld afschuiven
Baker Tilly vond dat niet zij maar de ingeschakelde Duitse fiscale adviseurs verantwoordelijk moesten worden gehouden voor de naheffing. Maar het Gerechtshof vond dat het accountantskantoor dit onvoldoende had gemotiveerd. Baker Tilly wist van het Duitse onroerend goed af en had moeten laten onderzoeken welke fiscale consequenties dit kon hebben bij de aandelenfusie. ‘Baker heeft terecht laten uitzoeken hoe het zat met de Duitse verliesverrekening en schenkbelasting, maar, onbegrijpelijk, in het verlengde daarvan nagelaten wat in deze context van een redelijk handelend en redelijk bekwaam adviseur mocht worden verwacht, namelijk de activa te onderzoeken, Enki er op te wijzen dat de aanwezigheid van Duits onroerend goed onder de voorgenomen herstructurering het risico van Grunderwerbsteuer meebracht en dat dit risico moest worden onderzocht door een Duitse fiscalist. Dit valt haar dit als een toerekenbare tekortkoming van haar zorgplicht jegens Enki te verwijten, terwijl Enki op dit punt geen eigen schuld treft.’ Baker Tilly werd veroordeeld tot het betalen van de proceskosten en de kosten van juridische bijstand voor de eigenaar van Enki.
Lees hier het arrest.
Geef een reactie