Een belastingplichtige die een woning huurt kreeg zwart op wit van een (online) adviseur dat hij recht had op hypotheekrenteaftrek, waarna het administratiekantoor dat zijn IB-aangiften verzorgde een – achteraf bezien – foutieve aangifte deed. De rechter oordeelt dat de vergrijpboetes door de fiscus terecht aan de man zijn opgelegd. Normaal gesproken geldt weliswaar als uitgangspunt dat een belastingplichtige geen opzet met betrekking tot het niet-betalen van belasting kan worden verweten als hij zich laat bijstaan door een adviseur die hij voor voldoende deskundig mocht houden en aan wiens zorgvuldige taakvervulling hij niet hoefde te twijfelen. Dat uitgangspunt geldt echter niet als niet alle voor de aangifte benodigde informatie aan de adviseur wordt verstrekt.
De man huurt een woning van zijn dochter en ontving daar huurtoeslag voor. Toch claimden hij en zijn echtgenote hypotheekrenteaftrek in de aangifte IB/PVV over de periode 2012 tot en met 2015. Het administratiekantoor dat de aangiften verzorgde had in eerste instantie aan de man verklaard dat de door de dochter betaalde hypotheekrente niet bij hem en zijn echtgenote aftrekbaar is. De man stelde daarna op www.gratisadviseurs.nl de vraag:
“Als je vruchtgebruiker (ook bewoner) bent van een woning en ook mede hypotheekhouder, mag je dan de rente opvoeren bij je aangifte?”
[persoon 2] heeft gereageerd:
“Voor zover ik weet wel. Het is toch gewoon uw huis?”
Eiser:
“De woning staat op naam (notarieel) van mijn dochter, de hypotheek op naam van haar, mij en mijn vrouw. Zij woont niet in het huis en voert de rente ook niet op bij de inkomsten belastingen.”
[persoon 2] :
“U mag het huis volledig aftrekken aangezien u de rente betaald. Juridisch gezien moet het door delen betaald worden, maar eigenlijk doet niemand dat. In feite heeft u de hypotheek betaald.”
Navorderingsaanslagen en vergrijpboeten
De man stuurde dat advies aan het administratiekantoor, dat vervolgens in de aangiften IB/PVV van de man en zijn echtgenote over de periode 2012 tot en met 2015 alsnog hypotheekrenteaftrek in aanmerking nam. De fiscus ging daar echter niet mee akkoord en legde navorderingsaanslagen en vergrijpboeten op.
De man spande een zaak aan over de vergrijpboeten en navorderingsaanslagen, maar wordt niet in het gelijk gesteld. De rechtbank overweegt dat de woning de man en zijn echtgenote niet ter beschikking stond op grond van (economische) eigendom en eveneens niet op grond van een recht van vruchtgebruik, een recht van bewoning of een recht van gebruik dat zij krachtens erfrecht heeft verkregen. De woning was immers eigendom van de dochter en de man en zijn echtgenote huurden de woning van haar. Gelet hierop is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een eigen woning in de zin van de Wet IB 2001 en is er om reeds om die reden geen recht op hypotheekrenteaftrek.
Vertrouwen ontlenen aan adviseur?
De man stelde verder dat er toch recht bestaat op hypotheekrenteaftrek, omdat hij mocht vertrouwen op de verklaringen van de adviseur. Hij wees daarbij op het advies van de online adviseur en op het feit dat het administratiekantoor de hypotheekrenteaftrek in de aangiften heeft opgenomen. Daarnaast wees hij op informatie op de website van de Belastingdienst waaruit hij naar eigen zeggen mocht afleiden dat de rente aftrekbaar was.
De rechtbank overweegt dat voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is vereist dat de man aannemelijk maakt dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit hij in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en zo ja, hoe de fiscus in een concreet geval zijn bevoegdheden zou uitoefenen.1
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de man niet aan de op hem rustende bewijslast voldaan. Hij heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat de fiscus toezeggingen of andere uitlatingen heeft gedaan of gedragingen heeft verricht. De uitlatingen van de adviseurs kunnen niet aan de fiscus worden toegerekend. Ten aanzien van de informatie op de website van de Belastingdienst is de rechtbank van oordeel dat de man uit de betreffende informatie redelijkerwijs niet kon of mocht afleiden dat de rente in dit specifieke geval aftrekbaar was. Deze informatie heeft enkel betrekking over de periode waarover rente op ‘een lening voor de eigen woning’ mag worden afgetrokken, maar hieruit kon en mocht redelijkerwijs niet worden afgeleid dat in dit geval sprake was van ‘een lening voor een eigen woning’. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep op het vertrouwensbeginsel niet.
Vergrijpboetes
De Belastingdienst legde vergrijpboetes op, omdat er volgens de fiscus sprake is van (voorwaardelijke) opzet. De rechtbank overweegt daarover als volgt. Vaststaat dat het administratiekantoor al vele jaren de aangiften IB/PVV voor de man verzorgde en in voorgaande jaren nimmer hypotheekrente in aftrek heeft gebracht in de aangiften IB/PVV van hem en zijn echtgenote, terwijl de lening waarvan hij en zijn echtgenote de rente hebben opgevoerd in hun aangiften IB/PVV 2012 tot en met 2015, reeds in 2004 is afgesloten. Voorts staat vast dat wat betreft aangiften voor de onderhavige jaren deze adviseur de man er in eerste instantie op heeft gewezen dat hij geen recht had op hypotheekrenteaftrek. Zoals de man desgevraagd ter zitting heeft bevestigd, is hij vervolgens op zoek gegaan naar iemand die hem kon bevestigen dat betaalde rente op de hypotheeklening waarvoor hij borg stond bij hem aftrekbaar zou zijn. De man heeft deze persoon gevonden in de online adviseur. Die heeft hem geïnformeerd dat hij hypotheekrente mocht opvoeren bij zijn aangifte. Hij heeft dit advies vervolgens voorgelegd aan de adviseur van het administratiekantoor, die overeenkomstig dit advies hypotheekrente in de aangiften IB/PVV voor de onderhavige jaren heeft afgetrokken.
Geen vruchtgebruik, bewust onjuiste en onvolledige informatie verstrekt
Het advies van de online adviseur berust echter op door de man zelf foutief verstrekte informatie. Hij heeft de adviseur immers geschreven dat sprake was van een vruchtgebruik van de woning, terwijl daarvan geen sprake was, omdat hij en zijn echtgenote de woning huurden van de dochter. Voorts volgt uit het advies van de online adviseur dat hij ervan uitgaat dat de man de rente betaalde, terwijl ook daarvan geen sprake was. Uit een getuigenverklaring van een medewerker van het administratiekantoor blijkt verder dat hij bij het indienen van de aangiften niet beschikte over de juiste informatie.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de man door bewust onjuiste en onvolledige informatie te verstrekken aan de door hem geraadpleegde adviseurs – waarvan één hem er eerder zelfs op had gewezen dat van hypotheekrenteaftrek geen sprake kon zijn – en zo te bewerkstelligen dat het administratiekantoor de hypotheekrente in de aangiften voor de onderhavige jaren heeft opgevoerd, bewust de aanmerkelijk kans aanvaard dat aanslagen IB/PVV voor de onderhavige jaren tot te lage bedragen zouden worden vastgesteld. De man kan zich in dit verband dan ook niet verschuilen achter het feit dat hij niet zelf de aangiften heeft ingediend, maar zijn adviseur. Weliswaar heeft als uitgangspunt te gelden dat een belastingplichtige geen opzet ter zake van het niet-betalen van belasting kan worden verweten indien hij zich laat bijstaan door een adviseur die hij voor voldoende deskundig mocht houden en aan wiens zorgvuldige taakvervulling hij niet hoefde te twijfelen, maar dit uitgangspunt geldt juist niet als niet alle voor de aangifte benodigde informatie aan de adviseur wordt verstrekt.3 Naar het oordeel van de rechtbank zijn de vergrijpboeten dan ook terecht opgelegd.
De beroepen zijn ongegrond.
Geef een reactie