De Accountantskamer heeft na vier jaar uitspraak gedaan in een tuchtklacht tegen een van partijdigheid betichte RA die advies moest geven in een echtscheidingszaak. Het advies is er niet gekomen, de rekening van 60.000 euro wel. De klager heeft lang voor niets moeten wachten, want de klacht is ongegrond verklaard.
De RA was in 2016 aangewezen als deskundige voor het geven van een bindend advies over de afwikkeling van een echtscheidingsconvenant. Daarbij moest hij met name adviseren over de waardering van een huis in het buitenland (waarde ruim 2 miljoen euro), waarvan de juridische eigendom door de vrouw aan haar ex-partner zou worden overgedragen, en over de economische eigendom van dat pand. Een jaar later wil de man de opdracht opzeggen omdat hij de RA niet onpartijdig vindt, maar daar oordeelt de rechter anders over.
De twee exen steggelen ook over het betalen van de voorschotten aan de RA. Ook daar wordt een rechtszaak over gevoerd, waarin de rechter bepaalt: ‘Indien en voor zover de bindend adviseur in het vervolg nog nadere voorschotnota’s stuurt, zouden beide partijen het op prijs stellen als hij het doel van de te verrichten werkzaamheden uiteenzet, alsmede een globale inschatting geeft van de daarmee gemoeide tijd en kosten. Aan deze globale inschatting zal de bindend adviseur niet letterlijk kunnen worden gehouden door partijen.’ Ondertussen is de man ook naar de Accountantskamer gestapt, maar die houdt de zaak aan omdat de RA nog altijd als bindend adviseur actief is.
Jurist geeft verschillende adviezen
De RA schakelt (wederom niet zonder ex-echtelijke slag of stoot) een juridisch deskundige in die de vraag moet beantwoorden wie de economische eigendom van de onroerende zaak heeft. Die komt in 2019 tot een eerste advies: de economische eigendom berust bij de vrouw berust. Een jaar later rolt er in tweede instantie een ander advies uit: de economische eigendom berust nu bij de ouders van de man. Die laatste wordt in 2020 persoonlijk failliet verklaard. Hij schakelt een advocaat in, die uiteindelijk in februari van dit jaar de opdracht opzegt.
Dat maakt de weg vrij voor de behandeling van de tuchtklacht. Die rust op drie pijlers: de RA heeft de indruk gewekt niet onpartijdig te zijn, hij heeft het onderzoek niet voortvarend uitgevoerd en hij heeft geen urenspecificatie overgelegd. Op alle drie de onderdelen wordt de klacht ongegrond verklaard.
Iemand kennen is geen partijdigheid
De Accountantskamer stelt dat de RA niet partijdig is, ook al heeft hij in het verleden veelvuldig contact heeft gehad met (het kantoor van) de advocaat van de vrouw en heeft hij de vrouw meer uitstel verleend voor het beantwoorden van zijn vragen. ‘Hierbij is in aanmerking genomen dat het kantoor van betrokkene is gericht op het verlenen van financieel advies bij echtscheidingszaken, waardoor betrokkene veelvuldig contact heeft met familierechtadvocaten. Dat betrokkene de advocaat van de vrouw kent, kan niet als ongebruikelijk worden gezien en daaruit volgt evenmin dat hij op de hand van de vrouw zou zijn.’ De vrouw heeft bovendien meer uitstel gekregen, simpelweg omdat zij vaker om uitstel heeft gevraagd. ‘Uit niets blijkt dat klager niet meer uitstel zou hebben gekregen als hij daarom zou hebben gevraagd.’
Impact rechtvaardigde lange doorlooptijd
Dat de RA een rekening van 60.000 euro presenteert zonder dat er een bindend advies is gegeven, wil nog niet zeggen dat hij niet voortvarend te werk is gegaan, vindt de tuchtrechter. ‘Hoewel het onderzoek bijzonder lang (bijna vijf jaar) heeft geduurd en betrokkene mogelijk voortvarender had kunnen handelen, is de Accountantskamer van oordeel dat in dit geval geen sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.’ Daarbij speelt onder meer mee dat beide partijen niet meer tegen het bindende advies zouden kunnen opkomen. ‘Betrokkene heeft er daarbij op gewezen dat de vraag die aan hem was voorgelegd een alles-of-nietsvraag was. De economisch eigendom zou of bij de vrouw of bij de ouders van klager liggen. Om deze redenen heeft betrokkene overwogen dat het voor zijn bindend advies zeer van belang was dat dit een deugdelijke grondslag had. Daarom heeft hij de waarheidsvinding laten prevaleren boven een kortere doorlooptijd.’ En die werkwijze is te billijken. Bovendien lag aan het eerste conceptadvies van de ingeschakelde deskundige circa 1.000 pagina’s aan documentatie ten grondslag.
Tot slot heeft de klagende man niet aannemelijk gemaakt dat hij de RA expliciet om een urenspecificatie heeft gevraagd. En als die vraag niet is gesteld, is de RA niet gehouden zo’n specificatie te verstrekken.
Geef een reactie