Een belastingbetaler kreeg na een inkeermelding over Zwitsers vermogen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting opgelegd. De man vond dat er sprake was van rechtsongelijkheid, omdat hij had gehoord dat de Belastingdienst de navorderingsaanslagen schenkbelasting en inkomstenbelasting naar aanleiding van de inkeermelding van zijn zus uiteindelijk volledig vernietigde.
Het Zwolse Cervus Belastingadvies tekende daar namens de man geen beroep tegen aan bij de rechtbank, terwijl dat volgens de man wel was overeengekomen. Die vorderde daarom onlangs € 73.644,81 van het belastingadvieskantoor bij de rechtbank Overijssel. Cervus bracht daar tegenin dat er helemaal geen opdracht lag en dat er duidelijk een voorwaarde was gesteld dat eerst de openstaande facturen zouden moeten worden betaald voordat er verdere werkzaamheden zouden worden uitgevoerd. De rechtbank oordeelt dat de man onvoldoende heeft onderbouwd dat zijn beroep tegen de navorderingsaanslagen een kans van slagen had, en derhalve dat hij schade lijdt doordat geen gronden van beroep zijn ingediend.
Rechtbank ZwolleInkeermelding
De man was vanaf 2015 verwikkeld in een geschil met de Belastingdienst over navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. Een aan Cervus verbonden medewerker verrichtte werkzaamheden voor hem in het geschil met de Belastingdienst. Bij besluit van 14 juni 2019 wees de Belastingdienst de bezwaren tegen de aanslagen af. In dit besluit staat onder meer het volgende:
“Tijdens het hoorgesprek heeft uw cliënt ter sprake gebracht, dat zijn vader ook op naam van de zuster van uw cliënt, een rekening had geopend in Zwitserland en ook op deze rekening een aanzienlijk bedrag had gestort.
Uw cliënt geeft aan te hebben gehoord dat, de naar aanleiding van haar inkeermelding opgelegde navorderingsaanslagen schenkbelasting en inkomstenbelasting, uiteindelijk volledig vernietigd zijn.
Uw cliënt is van mening dat hier sprake is van een grote rechtsongelijkheid, omdat de situatie van hem en zuster in deze gelijk was en beide gevallen uiteindelijk toch totaal verschillend worden behandeld door de Belastingdienst.
Van een schending van het gelijkheidsbeginsel is sprake als bevoegde inspecteur gelijke gevallen ongelijk behandelt, in die zin dat hij in een meerderheid van de, met het geval van de betrokken belastingplichtige vergelijkbare gevallen, een juiste wetstoepassing achterwege heeft gelaten.
Een beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt hier, omdat het slechts gaat om 2 gevallen en er dus geen sprake is van een meerderheid van vergelijkbare gevallen.”
Onbetaalde rekeningen
Op 21 juni 2019 schrijft de man in een emailbericht aan Cervus onder meer het volgende:
“Beste [gedaagde 2],
Meerdere keren heb ik je gezegd, dat ik veel steun aan jou expertise heb. Laat daar geen misverstand over bestaan, maar sedert de bespreking in Emmen word ik weer overspoeld nota(..)s.
Waarvoor ze zijn blijft voor mij volstrekt onduidelijk (een specificatie ontbreekt iedere keer), maar laat ik het maar eerlijk zeggen, ik heb onvoldoende middelen om ze te kunnen betalen.
Het lijkt mij daarom beter de relatie te be(…)indigen, niet omdat ik ontevreden ben over je rol, maar het wordt me te financieel te zwaar. Het pensioentje lat onvoldoende ruimte je langer (…)in dienst(…) te houden.
Het spijt me, maar nood breekt wetten.
Hopende je voldoende te hebben ge(…)nformeerd, verblijf ik,…”
Beroep niet-ontvankelijk
De man stelde op 25 juli 2019 pro forma beroep in bij de rechtbank Gelderland tegen de beslissing op bezwaar van de Belastingdienst. De rechtbank heeft bij brief van 12 augustus 2019 aan hem gemeld dat hij binnen vier weken gronden van het beroep moet meedelen. Door of namens de man zijn geen gronden van beroep ingediend. Op 7 november 2019 heeft de rechtbank Gelderland het beroep om die reden niet-ontvankelijk verklaard, waarmee de procedure tegen de Belastingdienst is geëindigd.
Zaak tegen Cervus
De man spant daarop een zaak aan tegen het belastingadvieskantoor en de medewerker, waarbij hij een veroordeling tot betaling van € 73.644,81 vordert. Hij voert daartoe aan dat hij een overeenkomt met opdracht is aangegaan met Cervus voor het verrichtten van werkzaamheden door de medewerker en dat Cervus, dan wel de medewerker, tekortgeschoten is in de nakoming van haar/zijn verplichtingen omdat de medewerker geen gronden van beroep heeft ingediend bij de rechtbank terwijl dat wel was overeengekomen. De man stelt dat hij schade lijdt doordat de gronden niet zijn ingediend omdat het hoger beroep nu niet-ontvankelijk is verklaard en de navorderingsaanslagen van de Belastingdienst ter hoogte van € 35.051,- in stand blijven. Ook zijn de door hem gemaakte kosten aan juridisch advies bij Cervus en andere partijen ter hoogte van in totaal € 37.097,33, hierdoor zinloos geworden, aldus de man. Hij wil vergoeding hiervan.
Verweer Cervus
Cervus voert verweer. Zij voert onder meer aan dat de overeenkomst van opdracht met de man was beëindigd doordat hij deze zelf heeft opgezegd in zijn emailbericht van 21 juni 2019. Daarnaast voert Cervus verweer tegen de gevorderde schadevergoeding. Ook de medewerker voert verweer. Hij betwist dat de man opdracht heeft gegeven voor het indienen van gronden en verwijst eveneens naar het emailbericht van hem van 21 juni 2019. Daarnaast stelt de medewerker dat hij een voorwaarde had gesteld voordat hij verdere werkzaamheden voor de man zou uitvoeren, en dat was dat hij eerst de openstaande facturen zou betalen. De man heeft aan die voorwaarde niet voldaan, aldus de medewerker. Verder voert Cervus ook verweer tegen de gevorderde schadevergoeding.
Oordeel rechtbank
De rechtbank gaat voorbij aan de vraag of tussen de man en Cervus een overeenkomst van opdracht bestond op het moment dat de gronden van beroep ingediend moest worden, en derhalve of Cervus/de medewerker op dat punt tekortgeschoten is/zijn. Alle partijen hebben uitvoerig argumenten aangedragen voor hun standpunt dat daar wel, respectievelijk geen sprake van is. De belastingbetaler heeft evenwel veel minder goed onderbouwd dat hij schade lijdt doordat geen gronden van beroep zijn ingediend, en derhalve dat sprake is van een schadevergoedingsplicht.
De man voert aan, zo begrijpt de rechtbank, dat de beslissingen op bezwaar van de Belastingdienst in beroep vernietigd zouden zijn als het beroep wel inhoudelijk was behandeld, omdat er dan door de medewerker in beroep op was gewezen dat het bezwaar van de zus van de man in een vergelijkbare zaak bij de Belastingdienst wel was gehonoreerd. De beslissing op de bezwaren zijn daarom in strijd met het gelijkheidsbeginsel, aldus de man. Dat was het argument in de te voeren beroepsprocedure.
Schade onvoldoende onderbouwd
De rechtbank is van oordeel dat de belastingbetaler onvoldoende heeft onderbouwd dat zijn beroep een kans van slagen had, en derhalve dat hij schade lijdt doordat geen gronden van beroep zijn ingediend. Cervus heeft er namelijk op gewezen dat de Belastingdienst bij bezwaar al op het argument van de man heeft gereageerd en dat argument terzijde heeft geschoven, omdat voor een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel in het bestuursrecht volgens de Belastingdienst vereist is dat sprake is van een meerderheid van vergelijkbare gevallen waarin anders geoordeeld is terwijl de belastingbetaler enkel refereert aan de procedure van zijn zus. De man heeft in de onderhavige procedure niet gesteld dat of onderbouwd waarom dit oordeel van de Belastingdienst onjuist zou zijn. Daarmee heeft hij onvoldoende onderbouwd of, indien hij wederom zou verwijzen naar de procedure van zijn zus, de beroepsprocedure tot een andere uitkomst zou hebben geleid in die zin dat de belastingaanslagen zouden worden ingetrokken of gewijzigd. Ten aanzien van de gevorderde ‘juridische kosten’ die de man in de belastingprocedure heeft gemaakt, heeft hij evenmin onderbouwd waarom dit als schade van de gestelde tekortkoming valt aan te merken.
Ook indien de man daarom zou worden gevolgd in zijn stellingen dat sprake was van een overeenkomst van opdracht op grond waarvan de medewerker van Cervus gronden van beroep had moeten indienden en vast zou komen te staan dat hij dat ten onrechte heeft nagelaten, staat niet vast dat hij daardoor schade heeft geleden. De vorderingen van de man stranden hierop.
Geef een reactie