Staatssecretaris Van Rij van Financiën heeft Kamervragen beantwoord over arbeidskorting. Tweede Kamerlid Eppink (JA21) vroeg Van Rij onder meer hoe hij tegenover een mogelijk alternatief voor arbeidskorting in de vorm van een belastingvrije voet staat, en of hij bereid is een dergelijk alternatief te onderzoeken. De staatssecretaris noemt het introduceren van een belastingvrije voet, in combinatie met het afschaffen van heffingskortingen, een mogelijkheid die onderzocht kan worden om het stelsel te vereenvoudigen:
‘Een belastingvrije voet werkt ongeveer hetzelfde als een heffingskorting. Bij een heffingskorting wordt vanaf de eerste euro belasting geheven, maar wordt die verschuldigde belasting vervolgens verminderd met de heffingskorting(en). Hierdoor betalen belastingplichtigen in feite pas vanaf een bepaald inkomen belasting, net als bij een belastingvrije voet. Voor de invoering van de Wet Inkomstenbelasting in 2001 waren er geen heffingskortingen maar belastingvrije voeten. Het verschil met een heffingskorting is dat belastingvrije voeten eigenlijk werken als een soort aftrekposten, waardoor het voordeel in euro’s groter is voor belastingplichtigen met een hoog inkomen. Er is in 2001 voor gekozen de belastingvrije voeten te veranderen in heffingskortingen, omdat met kortingen gerichter inkomensbeleid kan worden gevoerd. Door een korting te verhogen met € 100 heeft iedereen er in principe € 100 voordeel van: het voordeel hangt dus niet langer af van het individuele marginale belastingtarief.
Een belastingvrije voet maakt het stelsel wel transparanter. Burgers zullen direct zien dat de eerste X euro aan inkomen vrijgesteld is van belasting. Daarnaast zal het marginale belastingtarief duidelijker zichtbaar worden. Waar marginale belastingdruk nu gedeeltelijk tot uiting komt in de afbouw van heffingskortingen zou dat in een stelsel met een belastingvrije voet in de belastingtarieven opgenomen kunnen worden. Het is niet zo dat de marginale druk dan ook automatisch lager wordt. Het verlagen van de marginale belastingdruk kan wel, maar dat heeft ofwel budgettaire gevolgen ofwel leidt tot negatieve inkomenseffecten bij lagere inkomens (zie ook het antwoord op vraag 3).
Het omzetten van het huidige stelsel naar een stelsel met een belastingvrije voet is echter complexer dan het lijkt. Zo gelden voor de heffingskortingen verschillende inkomensbegrippen. De algemene heffingskorting hangt af van het inkomen uit werk en woning (vanaf 2025 het verzamelinkomen), de arbeidskorting en inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) hangen af van het arbeidsinkomen en de ouderenkorting hangt af van het verzamelinkomen. Het omzetten van de heffingskortingen naar de tarieven (waardoor in feite een belastingvrije voet ontstaat) gaat dan ook gepaard met inkomenseffecten. Die inkomenseffecten kunnen fors zijn voor bepaalde groepen afhankelijk van de heffingskortingen waar zij in het huidige stelsel recht op hebben. Een variant die hier op lijkt, maar waarin de heffingskortingen blijven bestaan, is onderzocht in de kraptebrief van 3 februari 2023 [1]. In deze variant wordt de afbouw van de algemene heffingskorting, arbeidskorting en ouderenkorting afgeschaft en versleuteld in de tarieven. Er ontstaat dan geen belastingvrije voet, maar wel een eenvoudiger stelsel, waarin de marginale druk transparanter is doordat de afbouw van heffingskortingen in de tarieven zichtbaar is. De heffingskortingen blijven bestaan, maar dit zijn dan vaste bedragen die voor iedereen gelijk zijn (afgezien van de opbouw van de arbeidskorting en IACK).
Het introduceren van een belastingvrije voet is, in combinatie met het afschaffen van heffingskortingen, een mogelijkheid die onderzocht kan worden om het stelsel te vereenvoudigen. Dit gaat echter gepaard met inkomenseffecten. Uiteindelijk moet een afweging worden gemaakt tussen die inkomenseffecten, de uitvoerbaarheid van een dergelijke wijziging voor de Belastingdienst en de uiteindelijke winst voor de burger in termen van transparantie en eenvoud.’
Antwoorden op Kamervragen over arbeidskorting
[1] Tweede Kamer, Kamerbrief met stand van zaken onderzoek aanvullende maatregelen tegen krapte op arbeidsmarkt, 2023Z01836
Geef een reactie