
De Voorjaarsnota 2024 bevat een update van de raming voor het oninbare deel van de schuld (inclusief de schuld waarvoor de betalingsregeling is ingetrokken). Deze is opwaarts bijgesteld van € 2,5 miljard (raming Voorjaarsnota 2023) naar € 3,5 miljard van de nog openstaande schuld. Deze aanpassing volgt uit de feitelijke betalingen op termijnen in het afgelopen jaar en de omvang van de ingetrokken betalingsregelingen per eind maart 2024. De raming van € 3,5 miljard is nog steeds onzeker. Dat komt mede doordat onduidelijk is hoeveel van de schuld nog wordt afgelost als de betalingsregeling is ingetrokken.
Deels oninbaar
Bij ondernemers bij wie de betalingsregeling is ingetrokken, kan het uitstaande bedrag van ruim € 3,2 miljard op peildatum 29 april 2024 aan coronabelastingschuld geheel of gedeeltelijk terugkomen als gevolg van betaling, dwanginvordering, als opbrengst van een saneringsakkoord of slotuitdeling bij faillissement. De verwachting is echter dat een deel hiervan oninbaar zal blijken. (Bedrijfs-)economische ontwikkelingen en keuzes in de inzet van (schaarse) invorderingscapaciteit door de Belastingdienst hebben onder andere invloed op de mate waarin dit bedrag nog terugkomt. Het is niet mogelijk om een inschatting te maken van de mate waarin deze factoren een rol spelen bij het aflossen van de coronabelastingschulden. De tot peildatum 29 april jl. daadwerkelijk oninbaar geleden schuld bedraagt € 370 miljoen na slotuitkering bij faillissement, saneringsakkoord of door ontbrekende verhaalsmogelijkheden.
Wijzigingen
Het beeld dat de coronasteunmaatregelen tussentijds veranderden, herkent Van Rij niet. Wel is het zo dat de coronasteunmaatregelen tijdelijke maatregelen zijn geweest, vanwege de eveneens tijdelijke beperkingen die aan de samenleving werden opgelegd tijdens de bestrijding van de coronacrisis. Er is inderdaad een aantal wijzigingen geweest om de coronabetalingsregeling te versoepelen om daarmee de ondernemers tegemoet te komen. Over het terugbrengen van het percentage van de invorderingsrente naar het niveau van vóór de coronacrisis, is uitvoerig gecommuniceerd via Kamerbrieven en via de websites van de Belastingdienst, de Rijksoverheid en de Kamer van Koophandel. De communicatie vond op dezelfde wijze plaats als die over het verlagen van de invorderingsrente van 4% naar 0,01% (vanaf 23 maart 2020 tot en met 30 juni 2022). Ondernemers zijn niet individueel per brief geïnformeerd over het verhogen of verlagen van de invorderingsrente. De Belastingdienst verwijst ondernemers door naar de website voor de actuele rentetarieven in brieven over het betalen van invorderingsrente.
Uit het focusonderzoek van de Algemene Rekenkamer ‘Focus op coronabelastingschulden’ blijkt dat 400 fte tekort aan personeel is bij de Belastingdienst om de coronabelastingschulden te innen. Uit het rapport blijkt ook dat de Belastingdienst wel voldoende capaciteit heeft voor grotere ondernemingen en niet voor het mkb. Volgens Van Rij is de Belastingdienst voor het midden- en kleinbedrijf en voor zzp’ers gefaseerd gestart met de dwanginvordering, met inachtneming van de huidige invorderingscapaciteit en de prioritering van invorderingswerkzaamheden. Voor grote ondernemingen ligt dat anders. Bij grote ondernemingen is de invordering onderdeel van de individuele klantbehandeling, waarbij sprake is van een vast aanspreekpunt voor de ondernemer. Het aantal grote ondernemingen is relatief beperkt in het totaal van ondernemingen met coronaschulden, maar het individuele financiële belang is groot met vaak complexe problematiek.
De Belastingdienst doet er alles aan om ook ondernemers in het midden- en kleinbedrijf en zzp’ers zorgvuldig te ondersteunen. Bijvoorbeeld door het sturen van brieven met handelingsperspectief en door het langsturen van deurwaarders voor bedrijfsbezoeken. Uitdagingen in de uitvoering die bij het (niet) aflossen van de uitgestelde coronabelastingschuld zouden optreden, zijn vanaf het begin van de coronabetalingsregeling erkend en geaccepteerd. Veel van de gevolgen voor de uitvoering zijn afhankelijk van vraag of ondernemers vrijwillig aan hun betalingsverplichtingen (in brede zin) voldoen. Niettemin volgen uiteindelijk invorderingsmaatregelen voor alle ondernemers die niet aan hun betalingsverplichtingen voldoen. De afwikkeling van de coronabetalingsregeling brengt een aanzienlijke uitvoeringslast met zich mee voor de Belastingdienst, terwijl al sprake is van een capaciteitstekort binnen de invordering.
Lees hier de antwoorden van Van Rij.
Geef een reactie