Een student/werknemer treedt op 1 maart 2022 in dienst bij Kiddoozz in de functie van pedagogisch medewerker in opleiding. Zij doet dat op grond van een BBL-arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, die eindigt op 31 mei 2023. De arbeidsovereenkomst is per 1 juni 2023 verlengd voor de duur van zes maanden, en eindigt op 30 november 2023. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Kinderopvang voor Kindercentra en Gastouders van toepassing.
De student gaat met Kiddoozz een studieovereenkomst aan per 15 februari 2022 en begint op 26 februari 2022 aan haar studie ‘Gespecialiseerd Pedagogisch Medewerker’ (GPM4). Die opleiding rondt zij op 15 november 2023 succesvol af. In de studieovereenkomst is opgenomen in welke gevallen de kosten van de opleiding terugbetaald moeten worden:
In welke gevallen kosten opleiding terugbetalen?
– bij voortijdse beëindiging van de opleiding of door eigen schuld of toedoen de opleiding niet met een diploma afronden 100% terugbetalingsverplichting;
– vertrek bij Kiddoozz op eigen initiatief binnen 1 jaar na afronding van de opleiding 100% terugbetalingsverplichting
– vertrek bij Kiddoozz op eigen initiatief na 1 jaar en binnen 2 jaar na afronding van de opleiding 66% terugbetalingsverplichting
– vertrek bij Kiddoozz op eigen initiatief na 2 jaar en binnen 3 jaar na afronding van de opleiding 33% terugbetalingsverplichting
– vertrek bij Kiddoozz op eigen initiatief na 3 jaar na afronding van de opleiding 0%
Bij vertrek bij Kiddoozz op initiatief van Kiddoozz zal conform de hiervoor genoemde staffel een verrekening plaatsvinden met een dan uit te betalen transitie- en/of ontslagvergoeding.
Op 31 oktober 2023 deelt Kiddoozz aan de student mee dat de arbeidsovereenkomst niet wordt verlengd. Die is op 30 november 2023 van rechtswege geëindigd. Kiddoozz heeft vervolgens een bedrag van € 976,97 aan studiekosten verrekend met de transitievergoeding waar de student recht op had.
Opleiding moet kosteloos worden aangeboden
Volgens de student kan Kiddoozz geen beroep doen op het studiekostenbeding in de studieovereenkomst. Zij stelt zich op het standpunt dat het studiekostenbeding nietig is, omdat de opleiding door Kiddoozz kosteloos moest worden aangeboden op grond van artikel 7:611a lid 2 BW. Volgens de student volgt de verplichting voor Kiddoozz om de opleiding kosteloos aan te bieden uit artikel 9.2 van de toepasselijke cao Kinderopvang en uit het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie. Ook stelt de student daarnaast dat Kiddoozz in strijd met de goede trouw handelt door haar aan het studiekostenbeding te houden, omdat Kiddoozz zelf het initiatief heeft genomen tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Volgens de student mocht Kiddoozz de studiekosten dan ook niet verrekenen met de transitievergoeding.
Kiddoozz is het niet eens met de verzoeken van de student en stelt dat het studiekostenbeding rechtsgeldig is overeengekomen en voldoet aan de eisen die daaraan in de jurisprudentie worden gesteld. Volgens Kiddoozz was zij niet verplicht de opleiding GPM4 kosteloos aan de student aan te bieden. Uit de cao Kinderopvang en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie volgt een dergelijke verplichting niet. Volgens Kiddoozz geldt een uitzondering op de kosteloze scholingsplicht voor beroepsopleidingen en opleidingen die werknemers verplicht moeten volgen voor het verkrijgen, behouden of vernieuwen van een beroepskwalificatie. Die stelling doet Kiddoozz op grond van overweging 37 van Richtlijn (EU) 2019/1152 betreffende transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden in de Europese Unie. Volgens Kiddoozz is de opleiding GPM4 een beroepsopleiding, die verplicht is voor het verkrijgen van een beroepskwalificatie en had de student al bij aanvang van de werkzaamheden daarover moeten beschikken.
De (kanton)rechter in Rotterdam deelt de mening van de student niet dat het studiekostenbeding nietig is. De werkgever moet op grond van artikel 7:611a lid 1 BW de werknemer in staat stellen de scholing te volgen die noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn functie. Met de inwerkingtreding per 1 augustus 2022 van de Wet implementatie EU-richtlijn transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden (Wtva) moeten werkgevers op grond van lid 2 van dat artikel verplichte scholing kosteloos aanbieden. Het gaat dan om scholing die verplicht moet worden aangeboden op grond van toepasselijk Unierecht, nationaal recht, een cao of een regeling van een bevoegd bestuursorgaan.
Uitzonderingsregel voor het verkrijgen van beroepskwalificatie
Een uitzondering op deze regel geldt voor de zogenoemde startkwalificaties en voor beroepsopleidingen die werknemers verplicht moeten volgen voor het verkrijgen, behouden of vernieuwen van een beroepskwalificatie. Werkgevers hoeven beroepsopleidingen en beroepskwalificaties dus niet kosteloos aan te bieden, tenzij er een specifieke regeling is in de zin van artikel 7:611a lid 2 BW. Dit artikel schrijft voor dat deze scholing toch voor rekening van de werkgever komt, zo volgt uit de Preambule onder overweging 37 bij de Richtlijn en uit Kamerstukken.
Volgens de rechter is voldoende gebleken dat de door de student gevolgde opleiding kwalificeert als een beroepsopleiding tot het verkrijgen van een beroepskwalificatie. De kantonrechter volgt Kiddoozz niet in haar stelling dat de student al over de beroepskwalificatie had moeten beschikken bij aanvang van haar werkzaamheden. Kenmerk van een beroepsopleiding als deze, zo overweegt de rechter, is juist dat, naast het uitvoeren van de werkzaamheden, gelijktijdig een opleidingsplek wordt aangeboden. Uit de arbeidsovereenkomst blijkt dat de student bij Kiddoozz niet in dienst is getreden als volwaardig pedagogische medewerker, maar juist in de functie van ‘pedagogisch medewerker in opleiding’. Dat duidt er al op dat de student in deze functie nog niet over een beroepskwalificatie hoefde te beschikken en de betreffende beroepsopleiding nog niet afgerond hoefde te zijn bij aanvang van het dienstverband.
De vraag is nu of de door de student gevolgde opleiding onder de uitzonderingsregel valt. Volgens de rechter staat het beroep ‘pedagogisch medewerker’ niet vermeld op de bijlage bij de Regeling, maar de kantonrechter is van oordeel dat sprake is van een daarmee gelijk te stellen beroep. Het niet voorkomen van het beroep van pedagogisch medewerker op de bedoelde bijlage betekent niet dat de uitzondering op artikel 7:611a lid 2 BW niet van toepassing is. De rechter ziet geen reden om aan te nemen dat de uitzondering op de verplichting tot het aanbieden van kosteloze scholing, die noodzakelijk is voor de uitoefening van de functie, alleen van toepassing zou zijn op beroepen die op de bijlage bij de Regeling staan.
Beroepsopleidingen aanbieden op grond van Unierecht of cao?
Het is vervolgens nog de vraag of de gevolgde beroepsopleiding verplicht door Kiddooz moest worden aangeboden op grond van het Unierecht, het nationale recht, een collectieve overeenkomst of een regeling van een daartoe bevoegd bestuursorgaan. De student voerde nog aan dat Kiddooz op grond van artikel 9.2 van de cao Kinderopvang verplicht is de beroepsopleiding aan haar aan te bieden. De cao kent echter een specifieke bepaling, artikel 9.6.1 voor BBL-arbeidsovereenkomsten met student-medewerkers, waarvan in het dit geval sprake is. Uit deze bepaling volgt volgens de rechter niet een verplichting voor de werkgever om de opleiding aan te bieden.
Bij de uitleg van artikel 9.6.1 van de cao moet de zogenoemde ‘cao-norm’ worden gehanteerd zo overweegt de rechter. Die norm komt erop neer dat bij de uitleg van een cao in beginsel de bewoordingen daarvan, gelezen in het licht van de gehele tekst van de overeenkomst, van doorslaggevende betekenis zijn. Uit de bewoordingen van artikel 9.6.1 van de cao volgt niet dat het een verplichting is van de werkgever om die opleiding aan te bieden. De cao laat dan ook uitdrukkelijk de mogelijkheid open dat de mbo-student zich zelf voor de opleiding inschrijft en pas daarna een arbeidsovereenkomst met de werkgever aan gaat. De student heeft niet toegelicht of onderbouwd waarom Kiddoozz op basis van dit artikel verplicht was de GPM4-opleiding aan haar aan te bieden, oordeelt de rechter.
Als laatste moet worden beoordeeld of het studiekostenbeding ertoe leidt dat de student studiekosten aan Kiddoozz moet terugbetalen. Volgens de Hoge Raad is van belang de omstandigheid gedurende welke tijdsspanne de werkgever wordt geacht baat te hebben van de door de werknemer gevolgde opleiding. Ook wanneer het beding er toe leidt dat de werknemer loon moet terugbetalen indien de arbeidsovereenkomst tijdens of onmiddellijk na afloop van de studieperiode eindigt. Of in situaties dat de terugbetalingsverplichting vermindert naarmate de arbeidsovereenkomst voortduurt, gedurende de eerder genoemde gevallen. Naar het oordeel van de rechter is aan deze voorwaarden voldaan.
Studiekostenbeding voldoende transparant
In tegenstelling tot wat de student stelt, is het beding voldoende transparant en helder geformuleerd. Uit het beding blijkt duidelijk onder welke omstandigheden het beding geldt, gedurende welke tijdspanne er een verplichting tot terugbetaling voor de werknemer bestaat en hoe hoog het in dat geval terug te betalen bedrag aan studiekosten is.
Voor de rechter staat vast dat het Kiddoozz is geweest die het initiatief heeft genomen om het dienstverband van de student te beëindigen. Kiddoozz heeft daarmee niet in strijd met de goede trouw gehandeld door een beroep te doen op het studiekostenbeding. Kiddoozz heeft gemotiveerd uiteengezet dat de reden voor het niet voortzetten van het dienstverband van de student was gelegen in de omstandigheid dat er onvoldoende vertrouwen was in een verdere samenwerking met de student. Volgens Kiddoozz had dat te maken met de werkhouding van de student die regelmatig te laat kwam op het werk en afspraken in het kader van haar opleiding niet nakwam.
De rechter komt tot de conclusie dat er sprake is van een rechtsgeldig studiekostenbeding, waarop Kiddooz in de gegeven omstandigheden in redelijkheid een beroep heeft mogen doen. Het stond Kiddoozz vrij de studiekosten te verrekenen met de transitievergoeding, waarop de student recht had.
Rechtbank Rotterdam, ECLI:NL:RBROT:2024:6670
Geef een reactie