Maar de rechtbank vindt dat de inspecteur dat niet overtuigend heeft aangetoond. Daarmee is geen sprake van het door de fiscus gestelde (voorwaardelijk) opzettelijk dan wel grofschuldig handelen van het kantoor. Een vergrijpboete van € 50.000 wordt daarom geschrapt. De Belastingdienst krijgt er daarnaast behoorlijk van langs over de manier waarop verweer werd gevoerd in het proces.
Miljoenendeal
Het kantoor is een NV die onder andere belastingadviesdiensten verricht. Een ondernemer was er van 2006 tot 2018 cliënt. De BV waarvan de ondernemer indirect enig aandeelhouder is verkocht eind 2009 haar dochtervennootschappen voor een bedrag van circa € 22.500.000. Het belastingadvieskantoor adviseerde hem daarna over de fiscale gevolgen van het op verschillende wijze beleggen van de vrijgekomen liquiditeiten. In dat kader legde het kantoor verschillende opties voor, waarna de cliënt voor het zogenaamde Curaçao-scenario koos. Een medewerker van het kantoor was daarna ook betrokken bij de implementatie van de gekozen structuur.
Structuur via Curaçao
In het kader van de gekozen structuur werd de BV van de ondernemer per 1 januari 2010 statutair gevestigd op Curaçao. Niet veel later richtte de BV een tweede BV op, die ook statutair op Curaçao was gevestigd. De eerste BV van de ondernemer droeg financiële activa van € 22.476.630 over aan een stichting, waarvan de ondernemer zelf de bestuurder was en die gevestigd is op het Nederlandse woonadres van de man. De stichting bleef de koopsom schuldig, over de schuld werd jaarlijks een rentepercentage van 4,25% in rekening gebracht. Op 20 april 2010 stortte de eerste BV de vordering op de stichting van € 22.476.630 op nieuw uitgegeven aandelen van de tweede BV. Een op Curaçao gevestigd trustkantoor werd door de cliënt van het belastingadvieskantoor aangesteld als statutair bestuurder van zijn twee op Curaçao gevestigde BV’s.
Boekenonderzoek
Naar aanleiding van boekenonderzoeken bij de twee BV’s stelde de inspecteur zich op het standpunt dat de werkelijke leiding van de tweede BV niet op Curaçao werd uitgeoefend, maar in Nederland. De inspecteur legde vergrijpboetes aan de vennootschap op, en daarnaast ook een boete van € 50.000 aan het belastingadvieskantoor. Het belastingadvieskantoor is het daar niet mee eens en spande een zaak aan over de vergrijpboete. Ook de BV deed dat, maar die uitspraak is niet gepubliceerd.
Fiscus bracht relevante stukken niet in
In de zaak van het belastingadvieskantoor oordeelt de rechtbank allereerst dat de fiscus nogal een potje heeft gemaakt van het verweer in het proces. “De inspecteur heeft de gedingstukken naar het oordeel van de rechtbank gedeeltelijk niet op een logisch en inzichtelijke wijze inbracht en het is voor de rechtbank daardoor ondoenlijk gebleken om na te gaan of de inspecteur telkens de door hem bedoelde stukken heeft verstrekt. De rechtbank heeft niet alle stukken kunnen vinden. De rechtbank houdt het er daarom voor dat meerdere op de zaak betrekking hebbende stukken ontbreken.”
De rechter noemt allerlei voorbeelden van waar het mis ging. “De controle op de volledigheid van de gedingstukken is onnodig lastig gemaakt en soms redelijkerwijs ondoenlijk gemaakt door de werkwijze van de inspecteur om in zijn stukken meermaals (gelaagd) stelling in te nemen, gebaseerd op kennelijke stukken, of een citaat op te nemen uit een stuk, maar veelvuldig niet concreet te verwijzen naar waar het bronstuk gevonden kan worden. Als voorbeeld: in het verweerschrift van de inspecteur wordt in de motivatie van de boete vrijwel niet verwezen naar enig concreet bronstuk.” Ook verwees de inspecteur meerdere keren naar een andere procedure
Feitelijke leiding
Toch worden daar geen gevolgen aan verbonden, want de rechtbank komt al op andere gronden tot de conclusie dat de vergrijpboete van het belastingadvieskantoor (belanghebbende) van tafel moet. De rechtbank is namelijk van oordeel dat de inspecteur niet in zijn bewijslast is geslaagd ten aanzien van het gestelde (voorwaardelijk) opzettelijk dan wel grofschuldig handelen van het belastingadvieskantoor. Daarbij wordt ook verwezen naar de niet-gepubliceerde uitspraak van de BV over dezelfde kwestie: “In de uitspraak van deze rechtbank van vandaag is geoordeeld – in die procedure – dat het door de inspecteur gestelde (kern)feit dat de feitelijke leiding van [B.V. 2] vanuit Nederland werd uitgeoefend niet buiten redelijke twijfel is komen vast te staan. Naar het oordeel van de rechtbank is dat ook zo in deze procedure: de inspecteur heeft de feiten ten grondslag liggende aan zijn verwijt aan belanghebbende dat zij wist dat de feitelijke leiding van [B.V. 2] in Nederland zou zijn uitgeoefend en [B.V. 2] een fiscaal delict pleegde niet overtuigend aangetoond. In dat geval dient aan belanghebbende het voordeel van die twijfel te worden gegund in het kader van de beoordeling van de rechtmatigheid van de boete.”
Grove schuld
Hetzelfde geldt voor het verwijt van grove schuld, oordeelt de rechtbank. “De inspecteur heeft met de feiten dat belanghebbende in 2010 en 2011 betrokken was bij de implementatie van de structuur en vervolgens in 2016 is ingeschakeld om vragen van de inspecteur te beantwoorden, niet overtuigend aangetoond dat belanghebbende grofschuldig betrokken was bij het niet doen van aangifte voor de vennootschapsbelasting over 2013 door [B.V. 2] in Nederland. Niet is overtuigend komen vast te staan dat de feitelijke leiding van [B.V. 2] vanaf 2011 in Nederland werd uitgeoefend en ook niet dat [belanghebbende] zodanige aanwijzingen had dat de feitelijke leiding wel in Nederland zou kunnen zijn uitgeoefend, dat zij nader onderzoek had moeten doen, nog los bezien van de vraag of het niet doen van nader onderzoek in dat geval, gelet op de specifieke feiten en omstandigheden, kan leiden tot beboetbaar handelen van [belanghebbende].”
De rechtbank acht het daarom niet buiten redelijke twijfel dat het belastingadvieskantoor “met (voorwaardelijk) opzet, dan wel grofschuldig, beboetbaar heeft gehandeld en zal de boete daarom vernietigen.”
Geef een reactie