Een man heeft in 1991 van zijn toenmalige werkgever een ontslagvergoeding ontvangen in de vorm van een stamrecht. Hij brengt dit stamrecht in zijn eigen BV in. Op 24 februari 2012 deelt hij een inspecteur van de Belastingdienst mee dat de stamrecht BV met ingang van 1 januari 2012 geen pensioenuitkeringen zal doen vanwege een tekort aan liquiditeiten. De stamrecht BV zal ook geen aangiften loonheffingen meer indienen vanaf 1 januari 2012.
Op 16 november 2012 deelt de inspecteur de man mee dat hij van plan is om een naheffingsaanslag IB/PVV 2007 en een vergrijpboete van bijna een ton op te leggen in verband met het niet tijdig ingaan van de uitkeringen uit de stamrechtaanspraak. De vergrijpboete wordt na bezwaar van de man teruggebracht tot € 23.000,-. In een brief van 20 mei 2021 wordt de man door de Belastingdienst geïnformeerd over de opname van zijn gegevens in de Fraude Signalering Voorziening en wordt een onderzoek hiernaar aangekondigd.
Manier van informatie verwerken sluit rechtmatigheid controle niet uit
Hoewel de inspecteur de conclusie trekt dat de FSV-registratie geen gevolgen heeft voor de man gaat die toch in beroep. Dat beroep wordt echter afgewezen en de man vraagt om een herziening van de uitspraak. Gerechtshof Amsterdam overweegt dat in beginsel de manier waarop informatie over een belastingplichtige is verwerkt de rechtmatigheid van een controle niet uitsluit.
Dat kan anders zijn als de controle voortkomt uit een risicoselectie op basis van een criterium dat leidt tot een schending van een grondrecht zoals een schending van het verbod op discriminatie naar afkomst, geaardheid of geloofsovertuiging. Als wordt geconstateerd dat de regels door de verwerking van persoonsgegevens zijn geschaad, kan dat echter niet leiden tot een verlaging van een, op zichzelf bezien juist berekende, aanslag, aldus het hof.
Het hof constateert dat het onderzoek van de Belastingdienst naar de FSV-gegevens weliswaar geen volledig, maar wel een coherent en logisch beeld heeft opgeleverd. Het is waarschijnlijk dat de vermelding van de man in de FSV te maken heeft gehad met de inkomensschommelingen. Hierdoor spoorden de op de eerste (automatische) voorlopige aanslag IB/PVV 2013 verrekende loonheffingen niet meer met het inmiddels lagere inkomen en is handmatig een tweede voorlopige aanslag opgelegd.
Navorderingsaanslag al opgelegd vóór FSV-registratie
Het is ook waarschijnlijk, zo vervolgt het hof, dat de FSV-registratie niet heeft plaatsgevonden vanwege discriminerende redenen. Verder betekent dit dat de opgelegde navorderingsaanslag en boete niet voortvloeien uit de FSV-registratie. Deze waren al opgelegd vóórdat de gegevens van de man in de FSV waren opgenomen. Het hof constateert dat enige onzekerheid is blijven bestaan. Hierin ziet het hof echter geen aanleiding om aan de resterende (beperkte) mate van onzekerheid gevolgen te verbinden.
Bij het schetsen van de uitgangspunten wordt meestal uitgegaan van situaties waarin de bewijslast ter zake van het gecorrigeerde inkomensbestanddeel bij de belastingplichtige ligt. In zulke situaties zou de belastingplichtige niets opschieten met het uitsluiten van onrechtmatig verkregen bewijs
Het hof overweegt dat de bewijslast bij het onzuiver worden van het stamrecht en het opleggen van de boete rust op de inspecteur. Bewijsuitsluiting zou wel een effectief middel zijn als sprake zou zijn van onrechtmatige verkregen bewijs. Het standpunt van de man dat de navorderingsaanslag en boete zonder meer vernietigd moeten worden valt hiermee dus niet te rijmen. Het hof ziet ook geen aanleiding voor het uitsluiten van enig bewijs.
In dit geval is de aanleiding voor het opleggen van de navorderingsaanslag niet een controle of een uitworp vanwege een FSV-registratie. De reden dat de inspecteur vragen ging stellen over het stamrecht, was de brief van de man zelf (namens zijn stamrecht B.V.) aan de Belastingdienst over het stoppen van de stamrechtuitkeringen vanwege liquiditeitsproblemen. De man had ook op de zitting aangegeven dat hij dat ook zo ziet. Dit leidt tot de conclusie dat het in deze zaak niet gaat om een mogelijk onrechtmatige aanleiding ter zake van het gecorrigeerde inkomensbestanddeel.
Recht op eerlijk proces geschonden?
De inspecteur verklaarde tijdens de zitting dat hij destijds niet op de hoogte was van de vermelding van de gegevens van de man in de FSV-registratie en dat hij daarvan pas op de hoogte kwam bij de indiening van het herzieningsverzoek. De man acht dit niet geloofwaardig, omdat hij zich onheus bejegend heeft gevoeld in de bezwaarfase. Hij vindt dat hij daarom geen onafhankelijke en onpartijdige heroverweging van het genomen besluit heeft gehad in die fase en dat zijn recht op een eerlijk proces is geschonden.
Het hof heeft hier echter in de stukken geen aanwijzingen voor gevonden. De stukken van het geding laten juist een tegengesteld beeld zien, namelijk dat de inspecteur in de bezwaarfase meermaals in gesprek is gegaan met de man en zelfs open stond voor een compromis. Het hof hecht bovendien geloof aan de ten overstaan van het hof gegeven verklaring van de inspecteur dat hij destijds niet wist van de FSV-registratie. Het hof acht aannemelijk dat de uitspraak op bezwaar niet is beïnvloed door de FSV-registratie.
Wel recht op immateriële schadevergoeding
Naar het oordeel van het hof is geen sprake van feiten of omstandigheden die, als zij bij de rechter eerder bekend waren geweest, tot een andere uitspraak zouden (hebben kunnen) leiden. Het hof komt daarom tot afwijzing van het herzieningsverzoek. Het hof ziet wel aanleiding om een vergoeding van immateriële schade toe te kennen omdat de herzieningsprocedure te lang heeft geduurd.
Geef een reactie