
De fiscus heeft een zogeheten invoeringstoets gedaan om te kijken wat het effect is van de wijziging. “De invoeringstoets kan bijdragen aan beter uitvoerbaar beleid en aanleiding zijn tot ingrijpen”, zo licht de Belastingdienst toe. “Het doel is niet om te kijken of nieuwe wet- of regelgeving een succes is. Een vermoeden van het tegenovergestelde kan wel aan het licht komen.”
Bredere impact
En dat lijkt het geval voor de vorig jaar ingevoerde verhoging van de overdrachtsbelasting van 8% naar 10,4%, uitgezonderd voor eigen woningen (2%). Door het verhogen van het algemene tarief zouden beleggers op de woningmarkt moeten worden afgeremd door een lagere verwachte winstmarge, als gevolg van de hogere belastinglasten. “Meer algemeen kan worden opgemerkt dat deze wetswijziging een bredere impact heeft, aangezien álle verkrijgingen welke belastbaar zijn tegen het algemene tarief duurder zijn geworden.”
Veel onduidelijkheid
Uit gesprekken met een (beperkte) selectie uit de doelgroepen blijkt dat huizenkopers soms aannemen dat de Belastingdienst niet meer controleert. “Mogelijk zijn kopers hierdoor eerder geneigd om een notaris ervan te overtuigen dat zij in het starterstarief vallen of gaan zij over tot ‘notarisshopping’ omwille van een lagere belastingafdracht.” Verder constateert de fiscus dat particulieren meer behoefte hebben aan duidelijkheid omdat de uitleg op de site van de Belastingdienst en via de Belastingtelefoon te complex is.
Discriminatie op huurmarkt
Indirect zou de verhoging een discriminerend effect kunnen hebben, zo blijkt. Beleggers trekken zich terug uit de markt, waardoor het aanbod van huurwoningen krapper wordt. “Er zijn signalen dat woningzoekers voor huurwoningen met een financieel aantrekkelijker (m.a.w. stabieler) profiel meer kans maken op een huurwoning. Factoren die hierbij een rol spelen zijn o.a. het hebben van een vast arbeidscontract, schuldvrij zijn en een goede beheersing van de Nederlandse taal. Verhuurders proberen zo mogelijke risico’s te verkleinen, maar dit kan door de woningzoeker ervaren worden als willekeur
en/of discriminatie. Mensen die willen huren, maar die niet voldoen aan de voorkeuren van de verhuurder maken (nog) minder kans op een woning.”
Starters zijn er niet beter van geworden
Verder signaleert de fiscus dat het verder ontmoedigen van het beleggen in onroerende zaken de projectontwikkeling van woningen afremt. “Particulieren geven aan dat voor hen de financiële impact van naheffingen voelbaar hoger uitvalt. Bij zowel particulieren (zijnde niet-starters) als beleggers is het draagvlak voor de regeling afgenomen, mede gezien de budgettaire aard van de verhoging.” Ook is de stimulans tot ‘notarisshoppen’ toegenomen, wegens het toegenomen potentiële voordeel.
De Belastingdienst concludeert dat er geen signalen zijn gevonden dat de verhoging de positie van starters heeft versterkt. “Het vastgoed van beleggers dat vrijkomt, is vaak te duur voor starters en wordt door andere profielen gekocht. Uit het merendeel van de ontvangen signalen blijkt dat de verhoging van het algemene tarief de initiële gevolgen van de differentiatie verder versterkt heeft.” Daarmee wordt gedoeld op de differentiatie per 2021, toen de startersvrijstelling werd geïntroduceerd en het tarief van 6 naar 8% ging.
Voor de uitvoering pakt de wijziging overigens wel positief uit, zo stelt de fiscus, omdat de foutgevoeligheid, in tegenstelling tot wat eerst werd gedacht, niet is toegenomen.
Fiscsal partnerbegrip
Staatssecretaris Idsinga (Fiscaliteit) stuurde maandag nog twee afgeronde invoeringstoetsen naar de Tweede Kamer. Zo is ook de wetswijziging getoetst die zorgt dat de uitzondering op het fiscale partnerbegrip niet geldt voor de toepassing van de inkomensafhankelijke combinatiekorting. “Door deze maatregel is handhaving voor de Belastingdienst enigszins complexer geworden door het gebrek aan informatie over de aanwezigheid van een in het buitenland woonachtige partner met kinderen op het woonadres van de belastingplichtige en diens inkomenspositie.”
Historische bpm
Verder is de overgangsregeling voor historische bpm-tarieven getoetst die in 2022 is ingegaan. “Uit de
invoeringstoets blijkt dat niet alle importeurs in 2023 wisten welke acties ondernomen moesten worden naar aanleiding van de wetswijziging. Ongeveer de helft van de importeurs die actie moest ondernemen, deed dat pas na hierop te zijn geattendeerd per mail door de Belastingdienst.” Inmiddels is het geen aandachtspunt meer.
De verhoging van het algemene tarief voor de overdrachtsbelasting naar 10,4% lijkt voor burgers en bedrijven slecht uit te pakken, concludeert de Belastingdienst. Dat is helder, de enige winnaar is ’s Rijks Kas. Maar dan, om het leed toch wat te verzachten: Voor de uitvoering pakt de wijziging overigens wel positief uit, zo stelt de fiscus, omdat de foutgevoeligheid, in tegenstelling tot wat eerst werd gedacht, niet is toegenomen. Dat is een aardige vorm van de lezer verneusdruppelen. Omdat we dachten dat de uitvoering lastig zou worden en de chaos na de invoering toch even groot is gebleven als anders noemen we dat positief. Dat klinkt goed, toch?