
De zaak tussen InterVAT Compliance en Luchtvaart Hobby Shop (LHS) draait om een geschil over facturen en vermeende nalatigheid in dienstverlening. LHS verkoopt via haar webshop luchtvaart(hobby)artikelen aan particulieren in binnen- en buitenland. Voor afnemers in EU-lidstaten factureerde LHS in het verleden altijd Nederlandse btw, die in Nederland werd voldaan.
Afstandsverkopen
In juli 2020 werd LHS door de Belgische belastingdienst gesommeerd om inzage te geven in haar afstandsverkopen aan afnemers in België over de periode 1 januari 2016 tot en met 31 december 2019. Het vermoeden was dat LHS een grens zou overschrijden waardoor niet Nederlandse btw in Nederland maar Belgische btw in België moest worden voldaan. LHS vroeg zelf een btw-nummer aan voor België.
Omdat LHS vermoedde dat het ook in andere EU-lidstaten btw zou moeten afdragen nam de webshop contact op met InterVAT, een in Doetinchem gevestigde onderneming die diensten aanbiedt op het gebied van btw-registraties en aangiften in alle EU-lidstaten. InterVAT bood haar diensten aan tegen vaste tarieven en informeerde LHS over de verplichtingen en boetes die waarschijnlijk nog zouden worden opgelegd. LHS stemde in met de offerte en gaf opdracht tot registratie in diverse landen.
Gedurende het proces werden verschillende boetes en renteheffingen opgelegd door buitenlandse belastingdiensten, waarvan een deel kon worden verlaagd na bezwaarprocedures. InterVAT stelde echter dat sommige boetes niet meer betwist konden worden vanwege laattijdige aangiften en betalingen.
Geschil
Het geschil ontstond toen LHS weigerde bepaalde facturen van InterVAT te betalen. InterVAT vorderde betaling van openstaande facturen ter hoogte van €25.000, inclusief rente en proceskosten, en stelde dat de facturen in lijn waren met de geaccepteerde offerte. LHS betwistte dit en vorderde in reconventie creditering van betaalde facturen van € 41.850,00 exclusief btw, vergoeding van 50% van de door de belastingdiensten van Duitsland, Italië, Oostenrijk en Spanje opgelegde boetes tot een bedrag van € 37.437,00, en terugbetaling van 15% van de correct opgemaakte facturen.
Inhoud van overeenkomst
Bij de uitleg van een overeenkomst gaat het niet alleen om de taalkundige betekenis van de bewoordingen die bij het maken van de afspraak zijn gebruikt, maar ook om de zin die partijen in de gegeven omstandigheden daaraan redelijkerwijs mochten toekennen en om hetgeen ze dienaangaande over en weer redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (de zogenoemde Haviltex norm).
De kantonrechter volgt InterVAT in haar betoog ter zitting dat partijen zijn overeengekomen dat voor het verzorgen van de btw-registratie € 750 per land zou worden betaald, en dat voor het doen van btw-aangiften € 150 per maand per land zou worden betaald, ongeacht de periode waarop die aangifte betrekking heeft. Uit de tekst van de offerte blijkt duidelijk dat InterVAT werkt met vaste tarieven waarvoor alle in de offerte genoemde werkzaamheden worden verricht. Daaruit blijkt eveneens dat een korting van 15% wordt verleend indien alle btw-registraties worden verzorgd, en LHS heeft niet weersproken dat aan dit vereiste niet is voldaan. Aangezien LHS kennelijk wel akkoord is gegaan met een tarief van € 150 per maand voor het verzorgen van btw-aangiften voor tijdvakken na registratie, heeft zij redelijkerwijs niet mogen verwachten dat btw-aangiften voor tijdvakken voorafgaand aan het moment van registratie zouden zijn begrepen in het tarief van € 750, ongeacht de hoeveelheid werk die daarmee gemoeid zou zijn. De tekst van de offerte noch enig ander door partijen overgelegd stuk biedt een aanknopingspunt voor die uitleg. De kantonrechter weegt bij dit oordeel mee dat LHS naar eigen zeggen al dertig jaar actief is, zodat zij ten tijde van de totstandkoming van de overeenkomst met InterVAT bekend verondersteld mag worden met de noodzaak btw-aangifte te doen voor ieder tijdvak waarin zij als ondernemer voor de btw belaste prestaties heeft verricht. Hetzelfde geldt voor het risico op boetes indien niet aan deze verplichtingen wordt voldaan. Dat het in dit geval gaat om verplichtingen in andere EU-lidstaten dan Nederland maakt geen verschil.
Kwaliteit en omvang geleverde diensten
Wat betreft de oorzaak van het opleggen van de boetes volgt de kantonrechter InterVAT in haar betoog dat dit uitsluitend het gevolg is van het verzuim van LHS zelf om tijdig aan haar fiscale verplichtingen in de desbetreffende EU-lidstaten te voldoen. Ter beoordeling is daarom alleen of InterVAT steken heeft laten vallen, met als gevolg dat de boetes ten onrechte of tot te hoge bedragen zijn gehandhaafd.
InterVAT heeft haar betoog dat zij LHS afdoende op de hoogte heeft gehouden van de bezwaarprocedures tegen deze boetes onvoldoende onderbouwd. Indien InterVAT de met stukken onderbouwde toelichting die zij tijdens de zitting heeft gegeven eerder had verstrekt, was een en ander ook eerder helder geweest voor LHS. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat LHS daar terecht over klaagt. De kantonrechter heeft echter geen aanwijzingen dat deze gebrekkige communicatie bij LHS tot schade heeft geleid. LHS heeft ter zitting geconcludeerd dat InterVAT wel bezwaar heeft gemaakt waar dat (nog) mogelijk was en niet weersproken dat bezwaar in Spanje en Italië als gevolg van de daar geldende regels niet mogelijk was. LHS heeft InterVAT wat betreft haar werkzaamheden inzake de boetes verder geen verwijten gemaakt.
InterVAT heeft niet betwist dat zij een aangifteformulier voor de Franse btw in oktober 2020 onjuist heeft ingevuld. Niet in geschil is echter dat InterVAT deze fout heeft hersteld. InterVAT heeft ter zitting verklaard dat een factuur inzake de registratie voor Duitsland is gecrediteerd, hetgeen door LHS niet is weersproken.
Over factuur 202106558 van 11 maart 2021 voor de aangiften in Oostenrijk merkt de kantonrechter op dat deze inderdaad vragen oproept omdat de optelling in ieder geval niet correct is. De kantonrechter volgt InterVAT echter in haar betoog dat de specificatie voor 2020 en januari 2021 moet zijn weggevallen. Uit het betoog van LHS volgt immers dat InterVAT tot en met juni 2021 werkzaamheden heeft verricht, en zij heeft niet weersproken dat InterVAT in Oostenrijk aangifte heeft gedaan over voormelde tijdvakken. InterVAT factureert blijkens de offerte per maand, wat bevestiging vindt in het feit dat zij januari 2021 afzonderlijk heeft gefactureerd. Aangezien InterVAT niet heeft weersproken dat zij voor 2015 alleen aangifte heeft gedaan voor de maanden november en december moet de conclusie luiden dat op deze factuur € 1.500 (10 maanden) te veel in rekening is gebracht. Tot slot heeft LHS tegenover het gemotiveerde betoog van InterVAT dat deze al haar klanten op de hoogte heeft gehouden van de invoering van de Unieregeling en dat die regeling geen terugwerkende kracht heeft, onvoldoende onderbouwd dat zij er ten onrechte niet op is gewezen dat zij InterVAT niet nodig had voor het doorvoeren van de correcties voor de tijdvakken voorafgaand aan de btw-registraties.
De conclusie is dus dat InterVAT inderdaad gebrekkig heeft gecommuniceerd over het (al dan niet kunnen) indienen van bezwaren. Dit maakt echter niet dat de algehele kwaliteit van werkzaamheden niet deugdelijk is geweest. Van de in conventie gevorderde betaling van facturen zal worden toegewezen tot een bedrag van € 21.780 – € 1.500 = € 20.280.
Uit de beoordeling in conventie volgt dat de vorderingen van LHS in reconventie tot creditering van facturen en terugbetaling van € 41.850,00 en tot betaling van een schadeloosstelling van € 37.437 in verband met de opgelegde boetes moeten worden afgewezen.
Geef een reactie