
Voor mensen die deelnemen aan een pensioenregeling, zal de hoogte van de premie-aftrek de komende jaren wijzigen na verplichte aanpassing van de pensioenregeling aan de regels van de Wtp.
Jaarruimteformule
Sinds 1 januari 2023 is de lijfrentejaarruimte aanzienlijk verruimd, doordat voor lijfrenten voortaan dezelfde maximale premie van 30% geldt als voor pensioen. Voor 2025 is de jaarruimteformule: 30% x (lijfrentegevend inkomen – € 18.475) – 6,27x A – premies voor netto pensioen. Om met dat laatste te beginnen: netto pensioen is een pensioenmodule in box 3 voor werknemers die meer verdienen dan € 137.800; het maximaal pensioengevend loon in de tweede pijler. Het gaat om de in het voorafgaande jaar betaalde premie voor netto pensioen, gedeeld door de nettofactor 0,505.
Het maximaal pensioengevend loon van € 137.800 is ook het maximaal lijfrentegevend inkomen voor de jaarruimte in de derde pijler. Overigens zitten er verschillen in wat meetelt als pensioengevend loon enerzijds en voor de lijfrente-opbouw anderzijds. Zo tellen bij lijfrente als inkomen de ontvangen alimentatie en het autokostenforfait mee. Daarnaast houd je bij lijfrente geen rekening met parttimepercentages; de AOW-aftrek in de jaarruimte van € 18.475 geldt ook als iemand minder dan 5 dagen per week werkt. Met een maximaal lijfrente gevend inkomen van € 137.800 is de premiegrondslag in 2025 maximaal € 119.325 x 30% = € 35.798 maximale jaarruimte, als er geen pensioen wordt opgebouwd.
Pensioenimputatie oud
De laatste jaren zijn veel pensioenregelingen bij een pensioenfonds overgegaan van ‘hard’ middelloon naar een collectieve DC-regeling, ‘zacht’ middelloon. Voor elk jaar dat de werknemer in dienstbetrekking werkzaam is, wordt een (vooraf beoogd) pensioen in euro’s opgebouwd (defined benefit). Voor de lijfrenteaftrekruimte wordt die opbouw aangeduid met factor A, van pensioenaangroei in het jaar voorafgaand aan het jaar van premieaftrek. Voor de hoogte van de aftrek wordt dat bedrag vermenigvuldigd met 6,27. Bij pensioenregelingen die zijn ondergebracht bij een verzekeraar of PPI is er meestal sprake van een beschikbare premieregeling. De pensioenpremies staan bij gebruik van een oplopende premiestaffel per leeftijdscategorie van 5 jaar vast. Wat het daaruit te verkrijgen pensioenbedrag per jaar is, is nog niet bekend, omdat dit afhankelijk is van de opbrengsten en de aankooptarieven voor direct ingaand pensioen op pensioeningangsdatum. Uiterlijk op 1 januari 2028 moeten alle defined benefitregelingen en alle premieregelingen met een stijgende leeftijdsafhankelijke premiestaffel zijn omgevormd naar een vast leeftijdsonafhankelijk premiepercentage van maximaal 30%, zoals de Wet toekomst pensioenen (Wtp) voorschrijft. In de wettekst staat nog dat de pensioenregeling uiterlijk op 1 januari 2027 moet zijn aangepast, maar er ligt een AMvB-voorstel bij het parlement waarbij dit nog wordt aangepast naar 1 januari 2028.
Hoofdregel pensioenimputatie nieuw
Stel dat een werkgever – of het bedrijfstakpensioenfonds waar de werkgever onder valt – de pensioenregeling per 1 januari 2026 omvormt naar een premieregeling met een vlakke leeftijdsonafhankelijke premie. Dan moet vanaf 2027 de maximale jaarruimte worden verminderd met de ingelegde premies voor ouderdomspensioen en de premiecomponent voor partnerpensioen bij overlijden na pensioeningangsdatum. Dat is de opvolger van ‘6,27 x factor A’ en het premiebedrag staat in het uniform pensioenoverzicht (UPO), onder het icoon jaarruimte.
Bij de in mindering te brengen premie telt de 3% extra compensatiepremie niet mee die tot 2037 mag worden gebruikt om bestaande deelnemers tegemoet te komen als hun pensioenoverzicht in de Wtp-regeling lager zou worden dan bij voortzetting van de oude pensioenregeling. Middelloonregelingen of collectieve DC-regelingen zijn vanaf 1 januari 2028 niet meer toegestaan, dus daar is geen factor A meer voor. Als de pensioenregeling in de loop van een kalenderjaar wordt aangepast, dan heb je in dat jaar twee soorten pensioenimputatie (pensioenaftrek op de jaarruimte), naargelang de opbouw in het oude en het nieuwe stelsel.
Pensioenimputatie bij toepassing overgangsrecht
Bij verzekerde pensioenregelingen zal in de praktijk vaak worden gekozen voor het overgangsrecht van artikel 220e Pensioenwet. Alleen nieuwe deelnemers gaan vanaf het overstapmoment meedoen aan de Wtp-regeling met een vaste premie. Bestaande deelnemers mogen nog pensioen blijven opbouwen in de oude regeling met een oplopende premiestaffel. Zij hoeven dan geen compensatie te krijgen als de nieuwe vlakke Wtp-premie lager is dan de premiepercentages bij het doorlopen van de oude premiestaffel tot 68 jaar. Nadeel is dat de werkgever dan wél twee pensioenregelingen moet administreren, naargelang de datum van indiensttreding. De berekening van de jaarruimte blijft dan voor bestaande deelnemers hetzelfde als vóór de invoering van de Wtp (art. 10a.25 lid 1 Wet IB 2001). De pensioenuitvoerder geeft de factor A als zodanig op in het UPO, en de vermenigvuldigingsfactor van 6,27 blijft gelden. Van de oude beschikbare premieregeling moet nog wél het partnerpensioen worden aangepast aan de nieuwe Wtp-regels, met een percentage van het pensioengevend salaris. Dat geldt ook als er al een vlakke premie was in de oude regeling, die voor alle leeftijden hetzelfde is. Het partnerpensioen met een opbouwpercentage per (te bereiken) dienstjaar is na 2027 verleden tijd.
Herrekening met formule
Hierbij heeft men in lid 2 van artikel 10a. 25 Wet IB 2001 wat moeilijks bedacht, waarvan ik het nut niet begrijp. De pensioenverzekeraar of PPI moet bij dit overgangsrecht de doorbetaalde leeftijdsafhankelijke premie eerst met een formule omrekenen naar een leeftijdsonafhankelijke premie aan de hand van een premiestaffel uit artikel 38r lid 1 Wet LB. Die herrekende premie levert de nieuwe grootheid ‘A’ op en moet aan de deelnemer worden meegedeeld, zodat hij deze direct in mindering kan brengen voor de jaarruimteberekening. Voor de liefhebbers die hiervan het fijne willen weten verwijs ik graag naar een publicatie van de Kennisgroep van 10 juli 2024 (KG:070:2024:3, onderdeel A2).
Reserveringsruimte
Sinds 1 januari 2023 is ook de reserveringsruimte (ook wel: inhaalruimte) verruimd voor in het verleden niet benutte jaarruimte. In het jaar 2025 mag je 10 jaar teruggaan tot 2015 met
het benutten van niet benutte jaarruimte. Het is van belang om te weten dat de jaarruimte over de oude jaren tot en met 2022 niet nu nog mag worden herberekend naar de nieuwe ruimere jaarruimteregels.
Het maximaal aftrekbare bedrag in de reserveringsruimte bedraagt in 2025 € 42.108. Er is geen onderscheid meer tussen belastingplichtigen die ouder of jonger zijn dan 57 jaar (AOW-leeftijd – 15 jaar) en de daarbij behorende oude plafonds gelden sinds 2023 niet meer.
Lijfrente steeds belangrijker als oudedagsvoorziening
De lijfrente mag zich – in zijn nieuwe, ruimere jas – in een toenemende belangstelling verheugen. Naast zzp’ers kiezen ook niet-pensioengebonden werkgevers vaker voor een lijfrente in de derde pijler in plaats van het optuigen van een pensioenregeling voor het personeel. Lijfrenteaanbieders spelen daarop in met productarrangementen, waarbij de premie rechtstreeks vanuit werkgever geïncasseerd wordt. Wat ook voorkomt is dat de werkgever wel een pensioenregeling treft, maar daarbij vooral op het oog heeft om het risico van overlijden en van arbeidsongeschikt raken te verzekeren. De premie-inleg voor ouderdomspensioen is bewust laag, om de werknemer via de lijfrente de mogelijkheid te bieden extra te sparen voor de oude dag.
Slot
Voor de hoogte van de te benutten jaarruimte zal de oude factor A nog in stand blijven voor deelnemers die onder het overgangsrecht vallen, bij voortzetting van de oude beschikbare premieregeling. Voor deelnemers aan een Wtp-vlakke premieregeling zal de jaarruimte voor lijfrentepremieaftrek in het volgend kalenderjaar wijzigen in een directe imputatie van de ingelegde pensioenpremies voor ouderdomspensioen, tezamen met die voor het partnerpensioen bij overlijden na pensioeningangsdatum.
Drs. Theo H.M. Willemssen is pensioenfiscalist bij Fiscount. Dit artikel is geschreven op persoonlijke titel.
Geef een reactie