
Het geschil vond zijn oorsprong in een overeenkomst voor boekhoudkundige dienstverlening, gesloten op 11 januari 2023, waarbij onder meer belastingaangiften en boekhoudkundige werkzaamheden dienden te worden verzorgd. Na beëindiging van de samenwerking op 4 januari 2024 stelde de klant dat het boekhoudkantoor tijdens de looptijd van de overeenkomst fouten had gemaakt die schade zouden hebben veroorzaakt, en vorderde zij schadevergoeding op grond van artikel 6:74 BW. Na een verstekvonnis waarin het boekhoudkantoor werd veroordeeld tot betaling van ruim € 5.200, stelde het kantoor verzet in. In het verzet betwistte het boekhoudkantoor dat het toerekenbaar tekortgeschoten was, dan wel dat de klant schade had geleden. De kantonrechter oordeelt nu dat de stellingen van de klant onvoldoende zijn onderbouwd en dat niet is voldaan aan de vereisten voor schadeplichtigheid. De vorderingen worden daarom volledig afgewezen.
De klant stelde dat het boekhoudkantoor tijdens de uitvoering van de werkzaamheden meerdere fouten had gemaakt en vorderde schadevergoeding wegens contractuele wanprestatie op grond van artikel 6:74 BW. In de verstekprocedure werd het boekhoudkantoor veroordeeld tot betaling van € 5.233,91, vermeerderd met rente en kosten. Het boekhoudkantoor stelde vervolgens verzet in en vorderde vernietiging van het vonnis en afwijzing van de oorspronkelijke vorderingen.
Het boekhoudkantoor voerde aan dat het niet tekortgeschoten is in haar verplichtingen, althans dat eventuele tekortkomingen haar niet kunnen worden toegerekend. Voorts werd betwist dat de klant daadwerkelijk schade heeft geleden. In het kader van de verzetprocedure heeft de klant haar vordering aangepast: een eerder gevorderd honorarium van € 1.260,00 over 2023 werd ingetrokken, terwijl de buitengerechtelijke kosten, rente en deurwaarderskosten werden verhoogd. Het gevorderde totaalbedrag kwam uit op circa € 5.750,71, onder voorbehoud van de uiteindelijke kosten.
KOR-aanvraag
In artikel 2 van de overeenkomst tussen beide partijen is opgenomen welke diensten het boekhoudkantoor diende uit te voeren voor de klant. In voornoemd artikel wordt verwezen naar een bijlage waarin een overzicht van alle besproken diensten zou zijn opgenomen. Deze bijlage is echter niet in het geding gebracht. De klant stelt dat het boekhoudkantoor op twee punten tekortgeschoten is, namelijk ten aanzien van de aanvraag Kleineondernemersregeling (hierna: KOR) en het opstellen van de jaarrekening. Allereerst zal worden ingegaan op de aanvraag KOR.
De klant stelt dat zij in juni 2023 aan het boekhoudkantoor heeft gevraagd of zij in aanmerking zou kunnen komen voor de KOR (btw-vrijstelling). Volgens de klant heeft het boekhoudkantoor in juni 2023 via Whatsapp bevestigd dat het boekhoudkantoor de KOR-aanvraag heeft ingediend en dat het boekhoudkantoor de beslissing van de Belastingdienst had gekregen. De klant stelt dat het boekhoudkantoor heeft medegedeeld dat zij bij het indienen van de btw-aangiften een percentage van 0% hanteert en dat de klant geen btw meer in rekening diende te brengen bij haar klanten. De klant verwijst daartoe naar de overgelegde WhatsApp-berichten. De nieuwe boekhouder heeft schriftelijk medegedeeld dat is gebleken dat de klant wel btw-plichtig is en dat de Belastingdienst bevestigd heeft dat nooit sprake is geweest van de KOR voor de eenmanszaak van de klant. De klant stelt dat zij door het handelen van het boekhoudkantoor schade heeft geleden.
De kantonrechter stelt voorop dat de door de klant in het geding gebrachte Whatsapp-berichten in het Papiaments zijn, waardoor de kantonrechter niet kan vaststellen of het voorgaande is medegedeeld door het boekhoudkantoor. Het boekhoudkantoor betwist dat zij voorgaande mededelingen heeft gedaan aan de klant. Volgens het boekhoudkantoor heeft zij de klant enkel middels het programma Microsoft Teams geholpen met het invullen van het aanvraagformulier KOR. Vervolgens heeft het boekhoudkantoor de aanvraag geprint en op de post gedaan. Het boekhoudkantoor voert aan dat zij enkel aan de klant heeft bevestigd dat zij de KOR-aanvraag op haar computer had staan. Uit de aanvraag, zoals overgelegd als productie 7 bij verzetdagvaarding, volgt inderdaad dat de klant zelf de aanvraag ondertekend heeft en dat dit dus niet gebeurd is door het boekhoudkantoor als gemachtigde adviseur met beconnummer. Overigens heeft de klant in deze procedure geen enkel bewijsstuk overgelegd waaruit blijkt dat zij niet aan in aanmerking kwam voor de KOR.
Gezien de gemotiveerde betwisting van het boekhoudkantoor oordeelt de kantonrechter dat de klant niet voldoende aannemelijk gemaakt heeft dat het boekhoudkantoor tekortgeschoten is in enige verbintenis ten aanzien van de KOR-aanvraag. De klant heeft die aanvraag zelf gedaan en had zelf in de gaten moeten houden of zij bericht kreeg van de Belastingdienst.
Jaarrekening
Voordat de kantonrechter toekomt aan de vraag of het boekhoudkantoor tekortgeschoten is in de nakoming van een verbintenis ten aanzien van de opgestelde jaarrekening, dient allereerst de vraag beantwoord te worden wat partijen daarover daadwerkelijk zijn overeengekomen.
Het boekhoudkantoor betwist dat zij de verbintenis op zich heeft genomen om een jaarrekening samen te stellen en dat de maatstaf dan ook niet is of het boekhoudkantoor een jaarrekening heeft samengesteld waarop een accountant een samenstellingsverklaring kan afgeven. De klant stelt dat zij op 14 december 2023 aan het boekhoudkantoor heeft verzocht om documentatie met betrekking tot de boekhouding van het bedrijf van de klant om in te kunnen dienen bij de gemeente ten behoeve de aanvraag van een uitkering. Ook ten aanzien van dit verzoek verwijst de klant naar Whatsappberichten in het Papiaments. Het boekhoudkantoor heeft op 11 januari 2024 naar aanleiding van dit verzoek een jaarrekening over het jaar 2023 aan de klant verstrekt. De klant stelt dat in deze jaarrekening fouten zijn gemaakt door het boekhoudkantoor en dat zij daardoor schade heeft geleden en dat het boekhoudkantoor aansprakelijk is voor deze schade. In de verklaring van de klant zoals overgelegd als productie bij de conclusie van antwoord in het verzet schrijft de klant dat de gemeente een aantal documenten nodig had, namelijk een jaarrekening, en dat het boekhoudkantoor had aangegeven dat zij die kon opstellen. In de conclusie van antwoord in het verzet zelf stelt de klant dat zij slechts om een financieel overzicht heeft verzocht om inzicht te krijgen in de financiële status van haar bedrijf. Dat het boekhoudkantoor er toen voor koos om (kosteloos) een volledige jaarrekening op te stellen, was de keuze van het boekhoudkantoor zelf, volgens de klant. Het voorgaande is naar het oordeel van de kantonrechter zeer tegenstrijdig.
Op grond van voorgaande oordeelt de kantonrechter dat partijen zijn overeengekomen dat het boekhoudkantoor een financieel stuk zou opstellen voor de klant ten behoeve van de aanvraag van een uitkering bij de gemeente.
De kantonrechter volgt hetgeen door het boekhoudkantoor aangevoerd dat dit de lat is waarlangs de prestatie van het boekhoudkantoor gelegd en gemeten dient te worden. Nergens blijkt uit dat dit financieel stuk, in de vorm van een jaarrekening, heeft geleid tot afwijzing van de uitkering.
De kantonrechter oordeelt dan ook dat het boekhoudkantoor niet tekortgeschoten is in de nakoming van de op haar rustende verbintenis.
Nu naar het oordeel van de kantonrechter het boekhoudkantoor op geen enkele wijze is tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenissen, is het boekhoudkantoor vanzelfsprekend niet schadeplichtig jegens de klant. De vorderingen van de klant worden dan ook afgewezen.
Geef een reactie