De Raad voor de Jaarverslaggeving heeft de RJ-Uiting 2015-2 ‘ontwerp-Richtlijn 150 Foutherstel’ gepubliceerd. In deze uiting wordt voorgesteld hoofdstuk 150 aan te passen. Ten opzichte van de huidige Richtlijn is de wijze van herstel van materiële, niet-fundamentele fouten in de jaarrekening aangepast. Zo’n materiële fout moet voortaan retrospectief worden hersteld. Het begrip fundamentele fout wordt niet langer gebruikt in hoofdstuk 150.
Hoofdstuk 150 Foutherstel behandelt op welke wijze fouten in de jaarrekening moeten worden hersteld. In het huidige hoofdstuk 150 wordt een onderscheid gemaakt tussen de verwerking van het herstel van fundamentele en niet-fundamentele fouten. Fundamentele fouten worden op retrospectieve wijze hersteld, terwijl niet-fundamentele fouten in het resultaat van het boekjaar worden hersteld. De RJ wil de verwerkingswijze aanpassen van materiële fouten die niet fundamenteel zijn, zodanig dat deze fouten voortaan retrospectief dienen te worden hersteld. De RJ is van mening dat retrospectief foutherstel een beter inzicht geeft in het resultaat en het vermogen van het boekjaar. Bovendien sluit retrospectief foutherstel beter aan bij de bepalingen van IFRS.
De RJ benadrukt dat niet iedere materiële fout resulteert in een jaarrekening die in ernstige mate tekortschiet in de zin van art. 2:362 lid 6 (tweede volzin) BW zodanig dat de daarin genoemde bestuursmededeling vereist is.
Het begrip fundamentele fout wordt niet langer gebruikt in de Richtlijn. Het begrip schept onnodige verwarring, omdat de wet het begrip fundamentele fout niet kent.
Hier vindt u de RJ-Uiting 2015-2:’ontwerp-Richtlijn 150 Foutherstel’.
Geef een reactie