Flexibele arbeid wordt duurder. Demissionair minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op de valreep van zijn bewind geregeld dat voor nieuwe gevallen de mogelijkheid om te worden ingedeeld in een andere sector dan de uitzendsector, is afgeschaft.
In de Staatscourant is een wijziging van de regeling Wfsv gepubliceerd, die ervoor zorgt dat alle bedrijven die voor meer dan 50% van de loonsom aan terbeschikkingstelling doen, dus niet alleen uitzenders en payrollers, maar ook bijna alle detacheringsbedrijven, voortaan een aansluiting krijgen in vaksector 52. Of het zogenoemde ‘uitzendbeding’ hierbij wel of niet wordt gebruikt, is niet meer relevant. Bepalend is het feit dát er ter beschikking wordt gesteld.
Vervuiler betaalt
De sectorindeling is gebaseerd op het principe ‘de vervuiler betaalt’. Om de WW-uitkering over de eerste zes maanden werkloosheid te financieren, krijgen werkgevers een specifieke premie berekend door de Belastingdienst: de sectorpremie. Die is gebaseerd op de ‘WW-vervuiling’ van de sector waarin de werkgever is ingedeeld. De sectorindeling is niet alleen van belang voor de sectorpremie, maar ook voor de Whk-premie (voluit: Werkhervattingskas). Kleine en middelgrote werkgevers betalen een Whk-premie die deels of geheel is gebaseerd op de WGA- en Ziektewetuitkeringen in de betreffende sector. De instelling van de Whk in 2014 veranderde de opbouw van de loonkosten voor uitzendkrachten ingrijpend. Daarvoor betaalden uitzendwerkgevers een lagere premie Ziektewet (ZW) voor uitzendkrachten die werkten zonder uitzendbeding en een hogere als er een contract mét beding werd gegeven. Met de premie ZW wordt het ziekteverzuim ná afloop van het dienstverband gefinancierd. Tijdens het dienstverband is het risico van arbeidsongeschiktheid voor de werkgever, dus bij een contract voor bepaalde tijd is de kans dat een werknemer ziek uit dienst gaat, kleiner en dat legitimeert volgens de wet- en regelgeving een lagere premie.
Bijzondere positie
Uitzendbureaus namen bij de sectorindeling een bijzondere positie in. Teveel uitzendbureaus zijn naar de mening van de minister de afgelopen jaren overgestapt naar een andere vaksector dan die van uitzendbureaus. Gespecialiseerde uitzendbureaus mogen verzoeken om indeling in de sector waarin de uitzendkrachten overwegend werkzaam zijn, bijvoorbeeld de zorg of de elektrotechniek. Vele uitzendbureaus hebben dit gedaan vanwege het aanzienlijke premieverschil dat soms wel 5% of meer bedroeg. Ook was het in veel gevallen nog steeds mogelijk om de relatief voordelige uitzendpensioenregeling toe te passen, net als de cao voor uitzendkrachten.
Nader te bezien
Bedrijven die aan terbeschikkingstelling doen en die nu, geheel of gedeeltelijk, in een andere sector zijn ingedeeld, houden deze bestaande indeling tot nadere aankondiging. In de toelichting op de wijziging staat dat hun status ‘nog nader bezien zal worden’. Een cruciale datum daarbij is 1 januari 2019 een belangrijke datum. Vanaf dat moment mogen álle uitzenders, payrollers en detacheerders (hierna: uitleners) waarschijnlijk uitsluitend nog in sector 52 verlonen.
Ik begrijp het niet helemaal. Zijn alleen uitzendbureaus straks duurder uit en verhalen zij dit op de inlener? Of heeft het ook gevolgen voor de de flexwerker?