Bij de uitkomsten van het onderzoek dat de AFM heeft gedaan naar de kwaliteit van accountants kunnen veel vraagtekens worden gezet. Dat schrijft Jaap ten Wolde, partner bij consultancybedrijf Ebben Partners en gepensioneerd partner vaktechniek bij KPMG, in het FD. Hij vindt dat de AFM, de NBA en wetenschappers om de tafel moeten gaan zitten om de toetsingscriteria voor accountants opnieuw vast te stellen.
De AFM oordeelde in juni dat de kwaliteit van accountantscontroles maar langzaam verbetert. Ten Wolde vindt wel wat af te dingen op de conclusies van de toezichthouder. “De eerste vraag die bovenkomt is hoe het toch komt dat de Nederlandse accountants thans kennelijk de zwakste jongetjes van de internationale klas zijn”, aldus Ten Wolde. Terwijl Nederlandse accountants altijd internationaal in hoog aanzien staan. “De buitenlandse collega’s van de internationale kantoren zullen met verbazing kennis nemen van de AFM-kwalificaties over Nederlandse accountants.”
Geen receptenboekjes
Standaardnormen en -controleprogramma’s zijn niet te ontwikkelen: “Dat komt omdat het controlewerk in een specifieke situatie niet van te voren en vanaf een bureau vooraf te bedenken valt”, aldus Ten Wolde. “Niet voor niets heeft er in het accountantsberoep in de laatste decennia een sterke specialisatie plaatsgevonden. Dit om zowel kennis als ervaring te bundelen. En binnen deze gespecialiseerde units bestaan nog steeds geen algemeen geldende gedetailleerde receptenboekjes.”
Meningsverschillen
Over waar een specifieke accountantscontrole aan moet voldoen, bestaan grote meningsverschillen tussen accountants en AFM, concludeert Ten Wolde. Hij vraagt zich ook af waarom een kantoor dat al een slechte beoordeling heeft gehad, bij een volgende AFM-inspectie slechter scoort. “Je kunt je als kantoor toch niet permitteren om een achteruitgang te laten zien met alle aandacht in de media voor het kwaliteitsprobleem, met schade voor het prestige van het kantoor en met je buitenlandse collega’s op je nek? Waarom gebeurt het dan drie keer achter elkaar? Dit fenomeen is tenminste een onderzoek waard.”
Verder worden de Big Four-kantoren regelmatig gecontroleerd vanuit de internationale organisatie. “Deze ‘oversight reviews’ zijn geen vriendelijke, collegiale toetsingen. Dat zijn stevige inspecties waarbij de prestige van het lid op het spel staat. Wordt er bij die internationale inspecties met andere criteria gewerkt?”
Tegenwicht
De criteria van de AFM zouden eens onder de loep moeten worden genomen, vindt Ten Wolde. “Zitten de AFM en de accountants op één lijn bij de methodiek en effecten van risicoanalyse en bij de invulling van het professional judgement?” Hij vraagt zich af of de raad van toezicht van de AFM wel voldoende tegenwicht biedt voor het bestuur. “Bemoeien deze toezichthouders zich voldoende met het toezichtproces van de accountancysector? Juist voor zo’n machtig lichaam dat geen kritiek zal krijgen uit de kringen waarop hij toezicht houdt, is een zwaar adviesorgaan onontbeerlijk.”
Overleg met maatschappelijke inbreng
De toetsingscriteria zouden opnieuw moeten worden vastgesteld, vindt Ten Wolde: “Naar mijn mening, gedeeld door betrokkenen in het accountantsveld, dienen partijen — de AFM, de NBA en de wetenschap — in overleg te gaan over de toetsingscriteria. Bij handhaving van de huidige criteria staan de uitkomsten van de volgende AFM-inspecties vast: ruim onvoldoende en weinig of geen verbetering.” Hij vindt een maatschappelijke inbreng belangrijk, omdat ook moet worden gekeken naar de gevaren van een ‘compliancecultuur’ bij toezichthouders, de vraag wat een goede beloningsstructuur en een goed businessmodel is en de grenzen van de kosten van accountantscontrole. “Want er is nu al een maatschappelijke impact. Gemeentes en woningcorporaties hebben problemen om een accountant te vinden.”
Bron: FD
Geef een reactie