Een voormalig ambtenaar van de gemeente Rotterdam die voor om en nabij €1,5 miljoen aan valse facturen indiende en de betaling ervan grotendeels doorsluisde naar een eigen bedrijfje, heeft voor de Accountantskamer aan het kortste eind getrokken. De man had KPMG, dat zijn zakelijke handel en wandel onderzocht in opdracht van de gemeente, voor de tuchtrechter gedaagd met een hele reeks klachten, maar die zijn ongegrond verklaard. Zaaknummers 16/2542, 16/2543, 16/2544 en 16/2545 Wtra AK
De ex-ambtenaar gaf tussen december 2009 en december 2011 drie ‘derden ondernemingen’ de opdracht om facturen in te dienen bij de gemeente Rotterdam. Onder die rekeningen zette hij zelf als verantwoordelijk ambtenaar een krabbel. De gemeente maakte de bedragen over naar de drie ‘tussenstations’, die een groot deel van het geld doorsluisden naar Expertisz, het eigen onderneminkje van de ex-ambtenaar, waarmee hij zich als consultant en arbeidsmarktexpert in de markt zette. Dat hij Expertisz runde was bekend, de gemeente was ervan op de hoogte dat hij per week maximaal acht uur voor zijn eigen zaak kluste. Het was de bedoeling het aantal uren in loondienst gaandeweg te verminderen. Bij het geknoei met facturen zou onder meer ook Divosa zijn benadeeld, de belangenorganisatie van directeuren van sociale diensten.
Terugbetalen
De civiele rechter veroordeelde de oud-ambtenaar in 2015 in eerste aanleg tot het terugbetalen van de ten onrechte gedeclareerde bedragen aan de gemeente. Zelf beweerde hij in die rechtszaak dat slechts een deel van het geld van de tussenbedrijven is overgemaakt naar Expertisz, minder dan de helft. En ook, dat hij wel degelijk had gewerkt voor het geld, zoals het opzetten van een project voor werklozen met psychische problemen. De man beschuldigde Rotterdam ervan zelf fout te zitten met het geld, door €1,3 miljoen van het Rijk in 2011 onterecht te gebruiken om tekorten aan te vullen, terwijl het bedoeld was voor bestrijding van de jeugdwerkloosheid in de hele regio Rijnmond, hetgeen de gemeente altijd heeft ontkend.
Valse facturen
Uit het onderzoek door KPMG Advisory bleek dat een groot aantal valse facturen is ontvangen en betaald aan de ex-ambtenaar, door de gemeentelijke dienst die als taak had de jeugdwerkloosheid aan te pakken. Volgens KPMG was voor de ‘indirecte geldstromen […] geen gebleken prestatie geleverd’. Een bevinding die volgens de onderzoekers voortkwam uit het gegeven dat de door de ex-ambtenaar gefactureerde werkzaamheden door zijn eigen bedrijf ‘deel uitmaken van de dienstbetrekking van de [klager], zoals opgenomen in de vaststellingsovereenkomst, dan wel de op de factuur vermelde prestatie in het geheel niet is geleverd en daarmee de zakelijke grondslag voor de factureringen vanuit [de vennootschap] ontbreekt.’
‘Geen objectieve waarheidsvinding’
De ex-ambtenaar wierp KPMG Advisory een waslijst aan zaken voor de voeten. Zo zou het onderzoek gebrekkig zijn. De op de zaak gezette onderzoekers zouden geen hebben geen oog gehad voor de objectieve waarheidsvinding en daarmee de rechter later het zicht op de waarheid hebben ontnomen. Ze zouden uitsluitend het belang van de opdrachtgever hebben gediend, in een rapport dat ‘onevenwichtig’ was. Verder zouden de onderzoekers onvoldoende hoor en wederhoor hebben toegepast en aan het wederhoorcommentaar verkeerde conclusies hebben verbonden. KPMG beweerde dat het wederhoorcommentaar in de tweede conceptversie van het rapport is samengevat. Verder verwijt klager o.a. dat hij ten onrechte niet de gelegenheid heeft gekregen om stukken of bescheiden (zoals gespreksverslagen van de interviews) in te zien.
Conceptversie
Het volgens hem ‘ondeugdelijke en onvolledige’ rapport van KPMG werd gebruikt in een lopende juridische procedure en hoewel dat document toen nog niet klaar was, zou het geen voorbehouden en beperkingen hebben bevat. Ten tijde van het indienen van zijn klacht bij de Accountantskamer had hij dat inderdaad nog niet in zijn bezit, maar een tweede en laatste conceptversie week op voor de zaak relevante punten niet af van het definitieve onderzoeksrapport. KPMG zou inhoudelijk niet hebben gereageerd op klachten.
NVCOS 3000 of 4400
De tuchtrechter was van mening dat, anders dan klager beweert, het handelen van de accountants niet hoefde te worden getoetst aan NVCOS 3000 of 4400. De opdracht tot het uitvoeren van een persoonsgericht onderzoek kwalificeert als een ‘overige opdracht’, waarop geen standaard van toepassing is. De Praktijkhandreiking persoonsgerichte onderzoeken voor de accountant-administratie-consulenten/registeraccountants (Praktijkhandreiking 1112) is voor de toetsing slechts relevant indien en voor zover handelen in strijd met de Praktijkhandreiking ook strijd oplevert met de eisen voortvloeiend uit de fundamentele beginselen, zoals bedoeld in de gedragscode VGBA. Er bestaat ook geen gedrags- of beroepsregel die inhoudt of meebrengt dat in het kader van een persoonsgericht onderzoek altijd nader onderzoek moet worden verricht naar aangedragen feiten en omstandigheden, aldus de tuchtrechter.
Geef een reactie