Het eerste telefoontje op de maandagochtend verloopt als volgt: ‘Goedemorgen, ik heb een vraag over een stamrecht bij een bv.’ Na mijn wedervraag, over welk soort stamrecht de vraag nu precies gaat, volgt de opmerking: ‘Maakt dat dan wat uit voor het antwoord?’ In dit artikel zal ik een aantal punten benoemen die mijn volmondig ja als antwoord op deze vraag ondersteunen.
Het woord stamrecht wordt namelijk gebruikt als een soort verzamelbegrip. Met het woordje stamrecht kan worden bedoeld een stamrecht dat is bedongen wegens een ontslagvergoeding. De bv mag een dergelijk stamrecht uitvoeren en dit stamrecht draagt met recht de naam stamrecht. Ook de aanduiding loonstamrecht kom je wel tegen en zal door mij in het vervolg van dit artikel worden gebruikt. De fiscale bepalingen die van belang zijn voor deze stamrechten zijn te vinden in de Wet op de loonbelasting.
Daarnaast wordt het woord stamrecht ook wel gebruikt als wordt bedoeld de lijfrente die bij de bv is bedongen wegens de inbreng van een onderneming. De ondernemer mag dan voor het bedrag van zijn stakingswinst en/of oudedagsreserve een lijfrente bedingen bij de bv. De spelregels voor deze lijfrentes zijn voor het grootste deel terug te vinden in de Wet inkomstenbelasting. Voor deze stamrechten is het – ter voorkoming van misverstanden – beter om het woord lijfrente te gebruiken.
Loonstamrechten
De mogelijkheid om voor een ontvangen ontslagvergoeding een loonstamrecht te bedingen is met ingang van 1 januari 2014 vervallen. In de praktijk heb je dus alleen nog te maken met gevallen die voor die datum zijn ondergebracht bij een bv.
De periodieke uitkeringen uit een loonstamrecht moeten uiterlijk ingaan in het jaar waarin de gerechtigde de AOW-leeftijd bereikt. Eerder ingaan mag, later niet.
De uitkeringen uit een loonstamrecht mogen tijdelijk of levenslang zijn. Bij een tijdelijke uitkering moet de duur zodanig worden bepaald dat er een sterftekans aanwezig is van tenminste 1%. Een combinatie van een tijdelijke en een levenslange uitkering is ook mogelijk. Op die manier kun je ervoor zorgen dat bijvoorbeeld in de eerste jaren na het bereiken van de AOW-leeftijd hogere uitkeringen worden verstrekt. De hoogte van de uitkeringen is niet aan wettelijke maximale bedragen gebonden.
De bv die de uitkeringen uit het loonstamrecht verstrekt is verplicht om op deze uitkeringen loonbelasting in te houden. Uitkeringen uit hoofde van een loonstamrecht worden gezien als loon uit vroegere dienstbetrekking en worden belast op basis van de groene tabel.
Als een loonstamrecht geheel of gedeeltelijk wordt afgekocht dan moet er belasting worden betaald over de waarde van het afgekochte stamrecht. Revisierente is bij afkoop niet verschuldigd.
Een loonstamrecht mag worden overgedragen van de ene naar de andere bv, bijvoorbeeld in het kader van een herstructurering of bedrijfsopvolging. Uiteraard geschiedt een dergelijke overdracht tegen de waarde in het economisch verkeer van het stamrecht.
Lijfrenten
In deze bijdrage beperk ik mij tot lijfrenten die zijn bedongen voor de gerealiseerde stakingswinst en/of oudedagsreserve. Ik ga niet in op de lijfrenten die onder het zogenaamde pre-Brede Herwaardingsregime zijn bedongen. Wel besteed ik kort aandacht aan stamrechten die zijn bedongen onder het regime van artikel 19 (oud en artikel 44j (oud) Wet IB 1964.
Ook bij lijfrenten kennen we de mogelijkheid tot het bedingen van levenslange en tijdelijke uitkeringen. De spelregels zijn echter strakker dan bij loonstamrechten. Een levenslange lijfrente-uitkering gaat uiterlijk in, in het jaar waarin de gerechtigde de leeftijd bereikt die vijf hoger is dan zijn AOW-leeftijd. Een tijdelijke lijfrente mag op z’n vroegst ingaan in het jaar waarin de AOW-leeftijd wordt bereikt en dient uiterlijk in te gaan vijf jaar na het bereiken van die leeftijd. Verder geldt als voorwaarde bij de tijdelijke lijfrente dat de looptijd minimaal 5 jaar is en dat de jaarlijkse uitkering maximaal € 21.483 (cijfer 2018) bedraagt.
Als de lijfrenteovereenkomst met de bv tot stand is gekomen voor 1 januari 2006, mag er ook nog een overbruggingslijfrente worden bedongen. De overbruggingslijfrente is een tijdelijke lijfrente die eindigt in het jaar waarin de gerechtigde 65 jaar wordt of uitkeringen op grond van een pensioenregeling gaat genieten. Op grond van goedkeurend beleid mag deze overbruggingslijfrente ook eindigen in het jaar waarin de AOW-leeftijd wordt bereikt. De maximale hoogte van de jaarlijkse uitkering bedraagt € 63.288 (vast bedrag) per jaar.
Op lijfrente-uitkeringen die de bv verstrekt, hoeft geen loonbelasting te worden ingehouden. De ontvangende partij moet de uitkeringen uiteraard wel vermelden in zijn of haar aangifte inkomstenbelasting. Wellicht dat er om een voorlopige aanslag moet worden gevraagd of dat een bestaande voorlopige aanslag moet worden aangepast.
Lijfrenten mogen niet worden afgekocht, niet worden vervreemd en niet tot voorwerp van zekerheid worden gemaakt. Wordt een lijfrente afgekocht, vervreemd of voorwerp van zekerheid dan moet er belasting worden betaald over de waarde van de lijfrente. Er is ook revisierente verschuldigde van in principe 20%. Wel mag een lijfrente onder voorwaarden geheel of gedeeltelijk worden afgekocht, als de gerechtigde langdurig arbeidsongeschikt is. Revisierente is in dit laatste specifieke geval niet aan de orde.
De overdracht van een lijfrente van de ene naar de andere bv ligt een stuk lastiger dan de overdracht van een loonstamrecht. Een lijfrente mag alleen overgedragen worden aan een andere bv als dat gebeurt in het kader van de overdracht van de onderneming van de overdragende partij. De overdracht van een lijfrente van een werk-bv aan een holding-bv zonder dat de onderneming van de werk-bv mee wordt overgedragen, is niet toegestaan. Voor fusies en splitsingen gelden aparte regels en dient toestemming aan de inspecteur te worden gevraagd.
Oud regime stamrechten
De overdracht van een stamrecht dat is afgesloten onder het regime van artikel 19 (oud) en/of 44j (oud) Wet IB 1964 naar een andere bv is wel mogelijk. De Staatssecretaris heeft in een besluit van 28 mei 2018 aangegeven dat een stamrecht als het onderhavige mag worden overgedragen aan een andere verzekeraar zonder dat daarbij sprake is van de overdracht van de onderneming. Er moet wel een verzoek worden gedaan aan de inspecteur.
Tot slot
Het etiket dat op een stamrecht wordt geplakt, maakt dus nogal wat uit voor bijvoorbeeld een financiele planning. Ook de fiscale gevolgen zijn afhankelijk van de aard van het stamrecht. Zorg er dus voor dat je in het dossier van je klanten de onderliggende overeenkomsten goed bewaard. Dergelijke overeenkomsten bewijzen nog steeds hun waarde vaak vele jaren nadat het stamrecht is bedongen.
Mr. Edwald de Voogd van der Straten is pensioenjurist bij Fiscount
Jeroen Wolfsen FFP zegt
Prima verhaal en zeker ook onze dagelijkse praktijk. Wat ik een beetje mis in het verhaal is het onderscheid tussen de BV-verzekeraar en tegenwoordig de bank in de vorm van banksparen. Banksparen is er sinds 2008 voor lijfrente en sinds 2010 voor gouden handdruk. Ondanks de lage rente is banksparen voor veel mensen een interessant alternatief.
A.C. van As zegt
Geachte dames en heren,
Ik hoop dat u mij kunt helpen bij de berekening van een oud regime stamrecht , art. 19 uit 1986, welke ik in 2019 vrij hebben laten vallen i.v.m. 65 jarige leeftijd.
Ik heb de uitkering als volgt berekend.
Van het uit te keren bedrag heb ik eerst de compensabele verliezen afgetrokken. Over het resterende bedrag heb ik 19% VPB afgetrokken. Daarna heb ik over dat bedrag 15% dividendbelasting berekend. Over dat bedrag heb ik 15% dividendbelasting aan de belastingdienst overgemaakt.
Echter wat mij vreemd voorkomt als ik van de stamrechtbedrag geen compensable verliezen verrekend het nettobedrag hoger is.
Via de inkomstenbelasting moet ik in 2020 nog 10% dividendbelasting bij te betalen.