Eén van de acht accountants die eind vorig jaar een maand doorhaling kreeg opgelegd bij de Accountantskamer vanwege het niet afleggen van de beroepseed is ook bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) in het ongelijk gesteld. De RA staat op het standpunt dat de eed voor hem als accountant in business onaanvaardbaar is, omdat die eed van hem een belofte verlangt tot handelen in het algemeen belang en naleving van het fundamentele beginsel van objectiviteit. Volgens de RA zijn dat elementen die haaks staan op zijn wijze van beroepsuitoefening. Een accountant in business handelt niet in het algemeen belang, maar treedt juist op ter behartiging van specifieke belangen van een werkgever of een opdrachtgever, betoogt de RA. Ditzelfde geldt volgens hem ten aanzien van het vereiste van objectiviteit, in die zin dat een accountant in business niet zuiver feitelijk, ongekleurd en onpartijdig optreedt, omdat hij de belangen van zijn cliënt of werkgever behartigt.
De registeraccountant kreeg de maatregel in december 2017 samen met zeven andere RA’s en AA’s opgelegd door de Accountantskamer in een door de NBA aangespannen zaak. De Accountantskamer oordeelde toen dat de Verordening op de beroepseed voor accountants (Vba) rechtsgeldig tot stand is gekomen en voor alle leden van de beroepsorganisatie geldt, ook voor degenen die zich met de inhoud ervan niet kunnen verenigen. Door de beroepseed niet af te leggen overtreedt de accountant in business artikel 2 van de Vba en heeft hij naar het oordeel van de Accountantskamer het accountantsberoep in diskrediet gebracht. Zolang hij niet alsnog de beroepseed aflegt kan hij niet worden toegelaten tot de beroepsuitoefening van accountant, sprak de Accountantskamer uit. Daarom werd doorhaling van een maand passend geacht.
Accountants in business versus controlerend accountants
De RA heeft zich bij die uitspraak niet neergelegd en tekende hoger beroep aan bij het CBb, blijkt nu. In hoger beroep spitste de zaak zich specifiek toe op de positie van accountants in business. De RA stelde dat de Vba voor accountants in business onverbindend is, omdat de vereisten inzake het dienen van het algemeen belang en de objectiviteit geen wettelijke basis hebben voor deze groep accountants. Het openbaar belang, en in het verlengde daarvan de objectiviteit, is volgens hem alleen aan de orde als accountants publieke taken verrichten en dat doen accountants in business, die de specifieke belangen van hun werkgever of opdrachtgever behartigen, nu juist niet. Daarom stelde de RA dat de Vba voor accountants in business om die reden niet voldoet aan de Wet op het accountantsberoep. De beroepseed is ingevoerd voor het herstel van het vertrouwen in de controlerende accountants. De RA staat hier als accountant in business geheel buiten, betoogde hij. Ten aanzien van hem en andere accountants in business is er geen enkele noodzaak tot enige herstelmaatregel, dus ook niet tot de beroepseed, aldus de RA. Ter zitting verklaarde hij zich niet te verzetten tegen eedaflegging door accountants in het algemeen, maar alleen tegen de verplichting tot het afleggen van deze eed door accountants in business. De RA vindt de eed voor openbare accountants wel passend.
Algemeen belang
Het CBb gaat in navolging van de Accountantskamer niet mee in het betoog van de RA. Naar het oordeel van het College volgt uit de regelgeving voor accountants dat alle accountants – dus ook accountants in business – een verantwoordelijkheid hebben te handelen met inachtneming van het openbaar belang en zich daarbij dienen te houden aan de fundamentele beginselen. Het CBb verwijst naar de Memorie van Toelichting (MvT) op de Wet tuchtrechtspraak accountants. Daaruit blijkt dat, anders dan de RA stelt, het algemeen belang bij de werkzaamheden van elke accountant een rol speelt, spreekt het CBb uit. Al kan de mate waarin met dit belang rekening moet worden gehouden in de werkzaamheden verschillen.
Het College wijst er daarnaast op dat het onderscheid dat in de MvT is gemaakt tussen kerntaken van de accountant (waarbij het algemeen belang een grote rol speelt) en andere taken (waarbij het algemeen belang doorgaans een minder grote rol speelt) betrekking had op de reikwijdte van het klachtrecht bij de tuchtrechter en dat dit onderscheid in een later stadium van de parlementaire behandeling is losgelaten, in die zin dat alle klachten over het beroepsmatig handelen van een accountant aan de tuchtrechter kunnen worden voorgelegd.
Miskenning verantwoordelijkheid
Het CBb volgt de RA daarom niet in zijn stelling dat de vereisten inzake het dienen van het algemeen belang en de objectiviteit geen wettelijke basis hebben voor de accountant in business. ‘Voor elke accountant, dus ook voor de accountant in business, speelt het algemeen belang bij de uitoefening van het beroep een rol en dient de accountant zich in verband daarmee te houden aan de fundamentele beginselen. Met zijn stelling dat de objectiviteit voor hem niet geldt, miskent appellant zijn verantwoordelijkheid als accountant te handelen overeenkomstig de fundamentele beginselen, juist vanwege het vertrouwen dat in het maatschappelijk en economisch verkeer wordt gesteld in accountants. Deze verantwoordelijkheid geldt onverkort voor appellant, die zich in zijn werkzaamheden als accountant in business ook expliciet als accountant presenteert. Dit betekent dat de grief van appellant dat de Vba voor accountants in business onverbindend is, reeds daarom niet slaagt.’
Het CBb verklaart het beroep dan ook ongegrond en bevestigt de maatregel van doorhaling van een maand.
Uitspraak: ECLI:NL:CBB:2018:502
Geef een reactie