De Accountantskamer heeft een AA met een eigen mkb-accountantskantoor een doorhaling uit de registers van drie maanden opgelegd omdat hij een klant adviseerde over faillissementsfraude. Met gefingeerde vorderingen op basis van loonstroken met overuren werd de rekening-courantschuld van zijn klant aan zijn later failliet gegane cv verminderd, waardoor schuldeisers van de cv werden benadeeld. Ook schond hij de fundamentele beginselen van professioneel gedrag en van objectiviteit door de klant een lening te verstrekken.
Zijn rol bij de fraude kwam aan het licht nadat bij een huiszoeking van de Fiod bij de accountant een handgeschreven notitie werd gevonden waarop de constructie met de overuren werd beschreven. Het feit dat het woord overuren tussen aanhalingstekens was gezet is voor de Accountantskamer een sterke aanwijzing dat geen sprake was overuren die daadwerkelijk gemaakt zijn, maar van een constructie met als doel de klant in geval van een faillissement in een financieel gunstiger positie te brengen.
Uitspraak: 18-1806 AA
Boekenonderzoek
De AA verrichte sinds 2006 accountantswerkzaamheden voor de klant, die zich via de cv bezighield met publiciteitscampagnes op het gebied van onroerend goed. Op meerdere momenten in 2012 en 2013 leende hij geld uit aan de klant, tot een totaalbedrag van € 85.000,-. De cv werd later failliet verklaard en had op dat moment een totale schuld van ruim 1,4 miljoen euro. In het kader van het faillissement startte de Belastingdienst in 2013 een boekenonderzoek. De fiscus stelde op basis daarvan dat voorafgaand aan het faillissement een aantal transacties hadden plaatsgevonden waardoor schuldeisers van de gefailleerde cv mogelijk benadeeld waren. De curator deed aangifte van een vermoeden van faillissementsfraude. Die aangifte leidde in 2016 tot een strafrechtelijk onderzoek door de FIOD. In het kader van dat onderzoek werd ook een huiszoeking gedaan in de woning van de AA, die dienst deed als het kantooradres van zijn accountantskantoor. Daarbij werden enkele belastende handgeschreven notities aangetroffen.
Drie klachtonderdelen
Het openbaar ministerie spande vervolgens ook een tuchtzaak aan tegen de AA. Daarbij werden drie klachten ingediend. Door geldleningen te verstrekken aan de klant zou de AA de fundamentele beginselen van professioneel gedrag en van objectiviteit hebben geschonden. Bovendien zou hij onvoldoende professioneel gedrag en zorgvuldigheid hebben betracht bij het opmaken van vier salarisstroken en het verlonen van beweerd overwerk. De derde tuchtklacht was dat hij zijn klant had geadviseerd over potentieel frauduleuze handelingen en/of vermoedelijke faillissementsfraude.
Tweede klacht niet-ontvankelijk
De tweede klacht wordt door de Accountantskamer niet-ontvankelijk verklaard vanwege overschrijding van de termijn van drie jaar. De Accountantskamer constateert namelijk dat al bij de afronding van het onderzoek door de Belastingdienst sprake was van een vermoeden van frauduleus handelen door de AA voor wat betreft de verloning van overwerk.
Faillissementsfraude
Gelet op de inhoud van de handgeschreven notities en het verhandelde op de zitting, acht de Accountantskamer aannemelijk dat de AA zijn klant heeft geadviseerd over mogelijk frauduleuze handelingen, spreekt de tuchtrechter uit. In dit verband acht de Accountantskamer van belang dat een handgeschreven notitie de volgende tekst bevat:
“(…) “Overuren” per jaar à bv 125%
Minimaal 1.000 overuren per jaar (nadeel, loon is relatief gering)
→ Verlonen op febr./maart
↑ Voorkeur
(…)”
Het gebruik van aanhalingstekens bij het woord “overuren” en de wijze waarop het verlonen van minimaal 1.000 overuren per jaar vermeld wordt, vormen een sterke aanwijzing dat geen sprake was van overuren die daadwerkelijk gemaakt zijn, maar van een constructie met als doel de klant in geval van een faillissement in een financieel gunstiger positie te brengen, spreekt de Accountantskamer uit. ‘Dit geldt te meer nu betrokkene vier verschillende overzichten van overwerk aan [B] heeft gezonden (bijlagen DOC-048 tot en met DOC-051 bij het klaagschrift) die van elkaar afwijken op het punt van onder meer het aantal gewerkte uren per week en het aantal gewerkte weken. Dat het om een constructie met het hiervoor vermelde doel gaat, valt ook af te leiden uit de opmerking op blz. 2 van de als bijlage DOC-044 bij het klaagschrift opgenomen handgeschreven notitie, dat moet worden opgelet omdat de curator alles wil zien. Uit de handgeschreven notities komt dan ook het beeld naar voren dat betrokkene geadviseerd heeft over potentieel frauduleus handelen, waardoor schuldeisers van de C.V. benadeeld zouden kunnen worden. Betrokkene heeft dit beeld niet kunnen corrigeren. De Accountantskamer komt dan ook tot het oordeel dat voldoende aannemelijk is dat betrokkene zich ongepast heeft laten beïnvloeden door de wens van zijn cliënt om met een (gefingeerde) tegenvordering de rekening-courantschuld van zijn cliënt aan de C.V. te verminderen. Daardoor heeft betrokkene evenmin eerlijk en oprecht opgetreden. Aldus heeft hij in strijd met de in artikel A-100.4, onder a en b, van de VGC neergelegde fundamentele beginselen van integriteit en objectiviteit gehandeld. Klachtonderdeel c. is reeds hierom gegrond.’
Lening
Ten aanzien van de klacht over de lening stelt de Accountantskamer voorop dat geen gedrags- of beroepsregel het verstrekken van een geldlening door een accountant aan een cliënt categorisch verbiedt. Niettemin moet het aangaan van een lening aan een cliënt worden aangemerkt als een bedreiging van niet te verwaarlozen betekenis voor de naleving van het fundamentele beginsel van objectiviteit zoals bedoeld in artikel A-100.4, onder b van de VGC, en artikel 2, onder c van de VGBA, dat onder meer inhoudt dat een accountant niet toelaat dat zijn professioneel of zakelijk oordeel wordt aangetast door ongepaste beïnvloeding door een derde.
De Accountantskamer is van oordeel dat de AA, toen hij een overeenkomst van geldlening aanging met zijn klant, onvoldoende maatregelen heeft genomen ter waarborging van zijn objectiviteit. ‘De enkele stelling dat hij steeds geprobeerd heeft om onduidelijkheden helder te krijgen is hiervoor onvoldoende. Met de op het leven van [B] afgesloten levensverzekering en het bedingen van een pandrecht en van rente heeft betrokkene niet zo zeer zijn objectiviteit ten opzichte van zijn cliënt gewaarborgd, als wel zijn eigen financiële belangen gediend, nog daargelaten dat de schriftelijke vastlegging pas in 2014 plaatsvond. De Accountantskamer is van oordeel dat in de gegeven situatie maatregelen ter waarborging van de objectiviteit van betrokkene als accountant aangewezen waren geweest. Uit niets blijkt evenwel dat betrokkene zich heeft gerealiseerd dat er een bedreiging van zijn objectiviteit was, laat staan dat gebleken is dat hij waarborgen heeft getroffen om de bedreiging van zijn objectiviteit als accountant weg te nemen dan wel om deze tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen. Betrokkene heeft hiermee in strijd gehandeld met de in artikel A-100.5 en volgende, van de VGC neergelegde verplichting om te handelen in overeenstemming met het conceptueel raamwerk en zodoende ook met het beginsel van objectiviteit als bedoeld in artikel A-120.2 van de VGC. Deze verplichting is onder de werking van de VGBA op grond van de artikelen 11 en 21 van de VGBA blijven gelden.’
Doorhaling
Beide klachtonderdelen worden daarom gegrond verklaard, de Accountantskamer vindt tijdelijke doorhaling van de inschrijving van de accountant in de registers voor de duur van drie maanden passend en geboden. ‘Betrokkene heeft niet alleen gehandeld in strijd met de in artikel A-100.5 en volgende van de VGC neergelegde verplichting om te handelen in strijd met het conceptueel raamwerk en zodoende ook met het fundamentele beginsel van objectiviteit als bedoeld in artikel A-120.2 van de VGC. Betrokkene heeft verder daarmee het beginsel van professioneel gedrag als bedoeld in artikel A-150.1, eerste lid VGC en van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid als bedoeld in artikel 13, eerste lid VGBA niet nageleefd en door in het zicht van het faillissement frauduleuze handelingen te adviseren eveneens gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van integriteit als bedoeld in artikel A-100.4 van de VGC gehandeld. Anderzijds is meegewogen dat betrokkene niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld.’
Lees over de zitting: Accountantskamer: ondernemer failliet en schuld van + € 800 k bij accountant. Ra ra AA, wat is er aan de hand?
Geef een reactie