Als er geen uitstel is gevraagd om de aangifte vennootschapsbelasting in te dienen, is het volgende van belang bij het indienen van de aangifte van stichtingen en verenigingen die een verlies hebben geleden in het afgelopen jaar.
In artikel 6 Wet Vpb 1969 een vrijstelling opgenomen voor vennootschapsbelastingplichtige verenigingen en stichtingen. Als zij in een jaar niet meer dan € 15.000 winst hebben gemaakt of in het jaar en de daaraan voorafgaande vier jaar in totaal niet meer dan € 75.000 winst hebben gemaakt, zijn zij vrijgesteld van vennootschapsbelastingheffing. Als in een jaar verlies wordt geleden, wordt de winst voor dat jaar op nihil gesteld bij deze berekening.
Hoe werkt de Vpb-vrijstelling bij lage winsten?
De winstdrempel van maximaal € 15.000 (dan wel € 75.000 euro over een periode vijf jaren) moet voorkomen dat grote verenigingen en stichtingen met professionele ondernemingen ook een beroep op de vrijstelling kunnen doen. Om deze reden is ook een bepaling opgenomen dat de winst in een verliesjaar op nihil wordt gesteld. Immers, indien een stichting over een periode van vijf jaren fluctuerende resultaten boekt van € 30.000 negatief (jaar 1 en 3) en € 15.000 positief (jaar 2 en 4) en in het vijfde jaar vervolgens een winst boekt van € 100.000, zou zonder deze bepaling de winst over het jaar en de vier voorafgaande jaren niet meer dan € 75.000 bedragen. Door de winst uit de verliesjaren op nihil te zetten, wordt voorkomen dat de € 100.000 winst onbelast blijft.
Opteer tijdig voor vennootschapsbelastingplicht
Dat betekent dat het verlies in een verliesjaar niet wordt vastgesteld wegens de vrijstelling die uit de wet voortvloeit. Uiterlijk bij het indienen van de aangifte vennootschapsbelasting kan verzocht worden om de vrijstelling niet toe te passen. Op dat moment wordt het verlies wel bij beschikking vastgesteld. Dat verzoek geldt tot het moment waarop het lichaam dat weer intrekt. Intrekking is mogelijk na een periode van vijf jaar of een veelvoud van vijf jaar.
Let op: het is belangrijk om tijdig te verzoeken om de vrijstelling niet toe te passen. Dat gebeurt in een afzonderlijk verzoek en niet in de aangifte vennootschapsbelasting. Als het verzoek niet of te laat wordt gedaan, zal de Belastingdienst het verlies niet bij beschikking vaststellen.
Houd ook rekening met toekomstige prognose resultaten bij opteren voor Vpb-plicht
Verengingen en stichtingen die een aantal verliesjaren verwachten, zullen op dat moment niet direct denken aan het betalen van vennootschapsbelasting. Als ze in de toekomst vennootschapsbelasting verschuldigd zijn wegens dan behaalde winsten, kan het voordelig zijn om te verzoeken om de vrijstelling buiten toepassing te laten. Bij de financiële planning van stichtingen en verenigingen met verliesgevende activiteiten moet het in de toekomst mogelijk betalen van vennootschapsbelasting meegenomen worden in de prognose. Vervolgens kan afgewogen worden of de vrijstelling uit de wet Vpb 1969 op verzoek niet moet worden toegepast.
Ewoud de Ruiter is fiscaal jurist en directeur van 3RRR Belastingadviseurs bv.
Weet u wanneer verenigingen en stichtingen vennootschapsbelastingplichtig zijn? En wanneer sprake is van het drijven van een onderneming? Of wat de tips en tricks zijn om weg te blijven uit de vennootschapsbelastingplicht? Ewoud de Ruiter brengt u op 27 mei op de hoogte en u krijgt praktische handvatten voor de praktijk. Meer info en aanmelden.
Geef een reactie