Minister Ollongren en de Vereniging Nederlandse gemeenten (VNG) hebben flinke twijfels over de toepasbaarheid van de mogelijkheid voor gemeenten om voor instellingen met een maatschappelijk belang een lager OZB-tarief te hanteren. De VNG stelde eerder al de uitvoerbaarheid ter discussie vanwege mogelijk optredende rechtsongelijkheid. Minister Ollongren van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt nu dat de invoering van het lagere OZB-tarief voor sportverenigingen, dorpshuizen en andere maatschappelijke organisaties (SBBI’s) en goede doelen (ANBI’s) niet aansluit bij het objectieve karakter van de OZB.
‘In de onroerendezaakbelasting wordt onderscheid gemaakt tussen de categorieën woningen en niet-woningen. Belastingheffing vindt derhalve plaats naar gelang het object en niet het subject. De invoering van het lagere ozb-tarief voor sportverenigingen e.a. sluit niet aan bij het objectieve karakter van deze heffing’, schrijft Ollongren. De minister antwoord op vragen van Tweede Kamerleden Omtzigt en Van der Molen (beiden CDA).
De Eerste Kamer nam op 18 december vorig jaar het amendement-Omtzigt aan waarin de flexibilisering van het OZB-tarief voor instellingen met een maatschappelijk belang is vastgelegd. De VNG meldde echter eind vorig jaar al met het ministerie van Financiën in overleg te willen gaan over de toepassing van het amendement, omdat het onduidelijk zou zijn voor welke instellingen met een maatschappelijk belang door gemeenten het lagere OZB-tarief kan worden gehanteerd. Ook vroeg de koepel zich af of een flexibeler OZB-tarief wel het juiste middel is om instellingen met een maatschappelijk belang financieel tegemoet te komen.
Omtzigt en Van der Molen stelden vervolgens vragen aan minister Ollongren naar aanleiding van de berichtgeving over de VNG. ‘Met de VNG ben ik in overleg over deze bepaling waarmee een lager ozb-tarief ingesteld kan worden voor sportaccommodaties, dorpshuizen en andere instellingen met een maatschappelijk belang’, schrijft de minister. ‘De VNG zal allereerst de knelpunten die gemeenten ervaren inventariseren, aan de hand waarvan we nader in gesprek zullen gaan.’
Op de vraag of Ollongren de mening deelt dat de betreffende instellingen geen bedrijven zijn en dat het rechtvaardig is als gemeenten de vrijheid hebben om deze organisaties anders te belasten dan commerciële bedrijven schrijft de minister dat de invoering van het lagere OZB-tarief niet aansluit bij het objectieve karakter van de heffing. ‘Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 2 brengt de VNG de hierdoor ontstane knelpunten in kaart. […] Tijdens de gesprekken met de VNG zal worden bezien waar de knelpunten zich bevinden en welke oplossingen daarvoor mogelijk en wenselijk zijn.’
Geef een reactie