Een RA die de jaarrekening samenstelde van een BV die een kennisplatform voor leidinggevenden exploiteert heeft forse steken laten vallen toen hij onder druk van het Deense moederbedrijf enkele aanpassingen doorvoerde. De conceptjaarrekening 2017 van het bedrijf, dat deel uitmaakt van een groep met een rechtspersoon naar Deens recht aan het hoofd, werd twee keer aangepast. Dat deed de RA op verzoek van het Deense bedrijf, op basis van door de Denen verstrekte (onvolledige) informatie. Daardoor heeft de RA zijn rol als samenstellend accountant van veronachtzaamd, terwijl zijn handelwijze mogelijk grote financiële gevolgen had voor de algemeen directeur van de onderneming, constateert de tuchtrechter. De Accountantskamer acht daarom de maatregel van berisping passend en geboden. Klachten in dezelfde tuchtzaak tegen een andere betrokken RA werden ongegrond verklaard.
Uitspraak: 18-1651-1652 RA RA
Klacht voormalig algemeen directeur
De voormalig algemeen directeur van het bedrijf waarvan de RA de jaarrekening samenstelde diende verschillende klachten in. De voormalig algemeen directeur stelde dat in afwijking van het concept van de jaarrekening over 2017 dat aan hem was toegezonden, een recruitment fee van € 22.500 alsnog ten laste van 2017 is gebracht, waarna in de definitieve jaarrekening over 2017 in afwijking van een concept van 2 maart 2018, de voorziening voor dubieuze debiteuren is verhoogd met € 34.874. De algemeen directeur stelde hierdoor te zijn benadeeld, omdat dit heeft geleid tot een negatieve EBIT, waardoor de verkoopprijs van zijn aandelen in het bedrijf nul euro bedroeg. De aanpassing zou zijn bedoeld om de meerderheidsaandeelhouders te bevoordelen.
Onvoldoende onderbouwing
Dat klachtonderdeel slaagt. De Accountantskamer is van oordeel dat de RA had moeten constateren dat de gegevens over de recruitment fee die ten grondslag lagen aan de aanpassing van de conceptjaarrekening met het (volledige) aan de headhunter betaalde bedrag ad € 22.500,00, onvoldoende nauwkeurig of onbevredigend waren. De Accountantskamer begrijpt dat de RA heeft ingestemd met de wens van de Deense rechtspersoon en de groepsaccountant om de volledige fee te verwerken in de jaarrekening over 2017. De onderbouwing hiervoor schiet echter tekort, vindt de Accountantskamer. Het voor de hand gelegen navraag te doen naar mondeling gemaakte afspraken. De RA heeft in het verweerschrift niet duidelijk gemaakt waarom het niet meer nodig was dat kennis werd genomen van de afspraken met de headhunter. Verder had van de RA verlangd kunnen worden dat hij zich voor nadere gegevens had gewend tot het management van het bedrijf en niet had gevaren op wat van de Group CFO, die niet behoorde tot dat management, was vernomen. Ook viel het de Accountantskamer op dat uit een e-mailbericht kan worden afgeleid dat het de wens van de Group CFO was om (ook) de completion fee ad € 15.000,– in de conceptjaarrekening ten laste van 2017 te brengen, is gehonoreerd, (mede) omdat dit niet tot een afwijking van materieel belang in de jaarrekening zou leiden. Dit bericht valt niet te rijmen met de overige stellingen van de RA over zijn afwegingen. De slotsom moet volgens de tuchtrechter zijn dat bij het verwerken van deze post niet in overeenstemming met paragraaf 32 van Standaard 4410 is gehandeld.
Verhoging voorziening debiteuren
De tweede aanpassing van de conceptjaarrekening waarop het klachtonderdeel ziet betreft de verhoging van de voorziening voor dubieuze debiteuren. Het door de controleleider/Supervisor Audit van het accountantskantoor van de RA uitgevoerde onderzoek naar deze voorziening biedt naar het oordeel van de Accountantskamer onvoldoende grondslag voor de door de Group CFO gewenste en in de jaarrekening over 2017 van het bedrijf doorgevoerde verhoging.
Nu in het rapport van de controleleider/Supervisor Audit in het geheel geen aandacht is besteed aan in 2018 verrichte inspanningen om klanten terug te winnen, konden niet alle medio mei 2018 openstaande facturen over 2017 al ultimo 2017 als (kort gezegd) oninbaar worden beschouwd. De oorzaak van het niet betalen kan zich immers pas in 2018 hebben voorgedaan. De conclusie is dan ook dat de RA met betrekking tot de verhoging van de voorziening voor dubieuze debiteuren het management van het bedrijf waarvan hij de jaarrekening samenstelde ten onrechte niet om aanvullende of gecorrigeerde informatie heeft verzocht.
Maatregel
Dat brengt volgens de Accountantskamer mee dat de RA in strijd met het voor hem geldende fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid heeft gehandeld (artikel 2 onder d VGBA). Bij de beslissing over de tuchtrechtelijke maatregel neemt de Accountantskamer in aanmerking dat de RA ter zitting geen inzicht in zijn eigen handelen heeft getoond. Anderzijds is meegewogen dat hij niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld.



Geef een reactie