De NOB vindt de voorgestelde Wet bronbelasting, waarmee belastingontwijking moet worden tegengegaan, niet evenwichtig. Afgezet tegen de verwachte opbrengst krijgt de fiscus te vergaande bevoegdheden. Dat schrijven de belastingadviseurs in reactie op het wetsvoorstel.
De orde heeft er begrip voor dat het kabinet wil voorkomen dat gebruik wordt gemaakt van Nederland als toegangspoort naar belastingparadijzen en het risico van het verschuiven van (Nederlandse) belastinggrondslag naar laagbelastende jurisdicties wil verkleinen. Maar: de regeling werkt volgens de NOB onevenredig hard uit in de situatie waarbij betalingen plaatsvinden aan een vaste inrichting van de belastingplichtige in Nederland of in een andere niet-laagbelastende jurisdictie. ‘De orde roept op het voorstel op dit punt aan te passen.’
Veel bevoegdheden en plichten
Bovendien is het voorstel onevenwichtig, aldus de NOB, omdat de inspecteur verregaande bevoegdheden krijgt, zoals de uitgebreide naheffingsmogelijkheden en de mogelijkheid om bestuurders aansprakelijk te stellen, en anderzijds de belastingbetaler verregaande verplichtingen krijgt, zoals de actieve inlichtingenverplichting. ‘De orde ziet niet in waarom voor de uitvoering van deze wet deze verdergaande bevoegdheden noodzakelijk zijn, in vergelijking met de voor andere belastingwetten geldende bepalingen.’ De verstrekkende formele bevoegdheden van de inspecteur staan niet in verhouding tot de geschatte nihil-opbrengst van deze heffing, vindt de NOB.
Tegenbewijs
Tot slot pleit de orde voor het opnemen van een tegenbewijsmogelijkheid in de Wet bronbelasting, waarmee de belastingplichtige kan aantonen dat er geen sprake is van een kunstmatige structuur die is opgezet met als doorslaggevende reden het vermijden of uitstellen van belastingheffing. ‘Het opnemen van een tegenbewijsmogelijkheid leidt ertoe dat er geen bronbelasting wordt geheven indien de belastingplichtige erin slaagt dit bewijs te leveren.’
Geef een reactie