Leden van een samenwerkingsverband dat investeringen doet, hebben elk recht op de volledige kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA), ook als er daarnaast niet wordt geïnvesteerd in buitenvennootschappelijke middelen. Dat oordeelt de rechtbank Gelderland.
Een man en een vrouw drijven samen via een maatschap een melkveebedrijf en zijn samen DGA in een beheer-BV. In 2016 hadden beiden een aandeel van 50% in het resultaat van de maatschap. Dat jaar is voor € 63.322 geïnvesteerd in bedrijfsmiddelen bij elkaar € 63.322 geïnvesteerd. Er zijn geen buitenvennootschappelijke investeringen verricht. Over 2016 voeren beiden een investeringsaftrek van € 7.846 op. Die bestaat volledig uit de KIA. De Belastingdienst volgt de aangifte. Later stappen de melkveehouders naar de rechter: zij menen allebei recht te hebben op een KIA van € 15.687, wat de fiscus betwist.
Regeling KIA
In de wet is geregeld dat de KIA bij een investering boven € 2.300 28% van de investering bedraagt met een maximum van € 15.687. Als het investeringsbedrag meer dan € 103.748 beloopt, wordt de KIA verminderd met 7,56% van het gedeelte van het investeringsbedrag dat de € 103.748 te boven gaat. Is de onderneming van de belastingplichtige deel van een samenwerkingsverband met een of meer andere belastingplichtigen die daarbij winst uit onderneming genieten of belastingplichtigen voor de vennootschapsbelasting, dan worden voor de toepassing van het tweede lid hun investeringen voor het samenwerkingsverband samengeteld.
Beide belastingbetalers stellen recht te hebben op de maximale aftrek, zonder dat die gedeeld hoeft te worden. De Belastingdienst vindt van wel omdat de investeringen door de maatschap zijn gedaan en het winstaandeel van beiden in de maatschap 50% bedraagt.
Hoge Raad: maximum toegestaan
De eisers baseren zich op een uitspraak van het gerechtshof in Den Bosch, waar inmiddels de Hoge Raad ook over heeft geoordeeld. Daarin ging het om een lid van een maatschap, dat tevens in een buitenvennootschappelijke auto had geïnvesteerd en wel de maximale aftrek mocht berekenen. Volgens de Belastingdienst gaat dat hier niet op omdat niet is geïnvesteerd in buitenvennootschappelijk vermogen. De rechtbank verwijst daarnaast naar een recente uitspraak van het hof in Den Haag, dat stelde dat de KIA eerst voor het samenwerkingsverband wordt berekend en dat vervolgens elk lid van dat samenwerkingsverband een deel van die KIA toekomt. ‘Deze uitleg volgt echter niet zonder meer uit de wettekst. Bovendien dateert het arrest van de Hoge Raad van na de uitspraak van het hof.’
Buitenvennootschappelijke investering niet relevant
In het betreffende arrest van de Hoge Raad is geoordeeld dat het gehele bedrag aan investeringen van de maatschap bij de belanghebbende in aanmerking mag worden genomen voor de bepaling van de hoogte van de KIA. ‘Voor de stelling van [de Belastingdienst] dat dit alleen maar dient te gebeuren als er daarnaast sprake is van buitenvennootschappelijke investeringen, biedt de wettekst noch het arrest van de Hoge Raad houvast, nog daargelaten dat dit niet logisch is. Als eiser € 1 buitenvennootschappelijk had geïnvesteerd, zou in de lijn van het arrest van de Hoge Raad met een investering van € 63.323 worden gerekend, de KIA worden bepaald en geen enkele correctie meer plaatsvinden. De KIA zou ook dan € 15.687 bedragen.’
De rechter verklaart het beroep gegrond.
Lees de uitspraak ECLI:NL:RBGEL:2019:5596
Geef een reactie