RJ-Uiting 2020-5, gepubliceerd op 26 maart, beschrijft de impact van het coronavirus op de jaarverslaggeving 2019. De uiting is relevant voor rechtspersonen met een boekjaar dat liep tot en met 31 december 2019.
Gebeurtenissen na balansdatum
De uitbraak van het virus heeft in de loop van december 2019 in China plaatsgevonden. De wereldwijde verspreiding en de daarbij behorende gevolgen en overheidsmaatregelen waren per jaareinde 2019 nog niet aan de orde, of naar alle waarschijnlijkheid niet van invloed op de activiteiten van de betrokken rechtspersoon. Derhalve worden de gevolgen van de uitbraak van het coronavirus aangemerkt als gebeurtenissen na balansdatum (artikel 160) die geen nadere informatie geven over de feitelijke situatie op balansdatum.
De gevolgen van de uitbraak van het coronavirus worden derhalve niet in de jaarrekening over kalenderjaar 2019 verwerkt, tenzij hierdoor in 2020 de continuïteitsveronderstelling is vervallen en de jaarrekening daardoor moet worden opgesteld uitgaande van liquidatie van het geheel van de werkzaamheden van de rechtspersoon (Richtlijn 160). Dit betekent onder meer dat bijzondere waardeverminderingen van vaste activa, voorraden en debiteuren welke zich in 2020 mogelijk voordoen als gevolg van het coronavirus niet in de jaarrekening over kalenderjaar 2019 worden verwerkt. Het kan wel leiden tot aanvullende toelichtingen.
Het bestuursverslag
Veelal zal het van belang zijn dat de rechtspersoon, om zijn belanghebbenden te informeren, in het bestuursverslag aandacht besteedt aan de gevolgen van het coronavirus (in de risicoparagraaf en/of toekomstparagraaf). Denk hierbij onder meer aan voorziene ontwikkelingen, risico’s en onzekerheden, de genomen en voorziene maatregelen, mogelijke overheidssteun en de verwachte impact op de activiteiten, de liquiditeit, het resultaat en het vermogen als gevolg van de uitbraak van het coronavirus. Zie hiervoor Richtlijn 400.
De jaarrekening
Indien de gebeurtenissen na balansdatum van zodanig belang zijn voor de oordeelsvorming van de gebruikers van de jaarrekening van de rechtspersoon neemt de rechtspersoon een toelichting op. In deze toelichting wordt ingegaan op de gevolgen voor resultaten, de financiële positie of de continuïteit van bepaalde of alle activiteiten van de rechtspersoon of een mededeling dat zulks (geheel of gedeeltelijk) niet mogelijk is.
Continuïteitsveronderstelling
Indien de gevolgen van de uitbraak van het coronavirus voor de rechtspersoon van zodanig grote betekenis zijn dat op het moment van het opmaken van de jaarrekening ernstige onzekerheid over de continuïteit van het geheel van de werkzaamheden van de rechtspersoon bestaat, is Richtlijn 170 van toepassing. Het opstellen van de jaarrekening vindt nog steeds plaats op basis van de continuïteitsveronderstelling. In die situatie dient een rechtspersoon een adequate uiteenzetting van de omstandigheden waarin de rechtspersoon verkeert in de toelichting op te nemen.
Liquidatiegrondslagen
Indien de gevolgen van de uitbraak van het coronavirus voor de rechtspersoon van zodanig grote betekenis zijn dat de discontinuïteit van het geheel van de werkzaamheden van de rechtspersoon onontkoombaar is geworden, wordt de jaarrekening opgesteld op basis van liquidatiegrondslagen.
De ontwikkelingen die in de periode tussen het opmaken en het vaststellen van de jaarstukken bekend zijn geworden, dienen te leiden tot een aanpassing van de jaarstukken indien de continuïteitsveronderstelling vervalt (overgang naar liquidatiegrondslagen). Deze afweging dient door de verantwoordelijke organen binnen de rechtspersoon te worden gemaakt. Zie Richtlijn 160.
Micro- en kleine rechtspersonen
De bovenstaande aandachtspunten zijn in principe overeenkomstig van toepassing voor micro- en kleine rechtspersonen rekening houdend met de specifieke vrijstellingen die van toepassing zijn voor deze rechtspersonen. Voor kleine rechtspersonen zijn Richtlijn A4 en A2 relevant. Microrechtspersonen passen dezelfde waarderings- en resultaatbepalingsgrondslagen toe als kleine rechtspersonen (Richtlijn M1). Microrechtspersonen zijn vrijgesteld van de specifieke toelichtingen in de jaarrekening. Er kunnen zich echter uitzonderlijke omstandigheden voordoen waardoor het verstrekken van aanvullende gegevens vereist is. (zie Alinea 202 van Richtlijn M1)
Klik hier voor RJ-uiting 2020-5.
Geef een reactie