De Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ) heeft een nieuwe uiting gepubliceerd voor rechtspersonen die een vitaliteitsregeling voor werknemers hebben en voor rechtspersonen die een regeling voor vervroegde uittreding hebben.
De RJ stelt voor om in de richtlijnen de beoordeling nader uit te werken of een recht op doorbetaalde afwezigheid voor een deel van de arbeidstijd (zoals vitaliteitsregelingen) een beloning mét opbouw van rechten of een beloning zonder opbouw van rechten betreft.
Daarnaast bevat het voorstel een nadere uitwerking van de verwerkingswijze van regelingen voor vervroegde uittreding, mede naar aanleiding van vragen uit de praktijk en omdat de bestaande paragraaf 5 ‘Vut en andere non-activiteitsregelingen’ niet meer actueel is. ‘Regelingen voor vervroegde uittreding hebben een ander karakter dan vitaliteitsregelingen en worden daarom afzonderlijk behandeld. Regelingen voor vervroegde uittreding kenmerken zich namelijk door het feit dat er geen arbeidsprestaties meer hoeven te worden verricht, ook als er nog een (formeel) dienstverband bestaat.’
Geef een reactie