Een accountant had aandacht moeten besteden aan het ingestelde forensisch accountantsonderzoek naar mogelijke integriteitsproblemen op directieniveau. Een klacht is op alle onderdelen gegrond.
Probleem bij vereniging
Een directeur van een vereniging had in 2017 ernstige twijfels bij de integriteit van zijn mededirecteur. Zo zou deze rekeningen van meer dan 10.000 euro alleen hebben getekend, terwijl daar ook anderen hun handtekening onder hadden moeten zetten. Ook verklaarde een leverancier dat de betreffende mededirecteur had gevraagd rekening te crediteren om werkelijke kosten voor een project ‘te maskeren’.
Toch goedkeurende verklaring
Een paar maanden later begon de accountant met de balanscontrole over het jaar 2017. Al snel werd hij gebeld door de klokkenluidende directeur, die belastende documenten aan de accountant doorstuurde. De accountant ging in gesprek met de mede-directeur, de penningmeester en het interim hoofd financiën om meer duidelijkheid te krijgen. Het bestuur van de vereniging besloot rond deze tijd een forensisch accountant een persoonsgericht onderzoek te laten verrichten naar de tekenbevoegdheden van rekeningen en overeenkomsten en de verantwoording van specifieke kosten.
‘Geen aanwijzingen’
Enige weken later presenteerde de accountant zijn concept-accountantsverslag en verstrekte een dag later een goedkeurende verklaring bij de jaarrekening 2017. In het accountantsverslag 2017 stond dat op basis van de uitgevoerde werkzaamheden niet was gebleken dat zich afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten hadden voorgedaan. Ook had de directie de accountant bevestigd dat zich geen fraudegevallen hadden voorgedaan. Dat de het nieuwe interim hoofd Financiën van de vereniging werkzaam was bij het controlerende accountantskantoor, werd niet als probleem voor de onafhankelijkheid gezien.
Klacht bij Accountantskamer
Enkele maanden later kwam de forensisch accountant met zijn bevindingen. Er waren geen concrete aanwijzingen voor integriteitsschendingen gevonden. Toch vond de directeur die de zaak in gang had gezet, dat een klacht tegen de controlerend accountant gerechtvaardigd was. Hij verweet hem vier dingen.
- het niet, dan wel onvoldoende, onderzoeken van de door klager overgelegde aanwijzingen voor financiële onregelmatigheden;
- het willens en wetens opnemen van een onjuiste verklaring in het accountantsverslag;
- het zich onvoldoende vergewissen van de juistheid van het afgeven van een goedkeurende verklaring;
- het onvoldoende vermijden van de schijn van belangenverstrengeling.
Niet professioneel-kritisch
De Accountantskamer vindt dat er voldoende aanwijzingen waren voor een integriteitsprobleem op directieniveau. De accountant had meer aandacht moeten besteden aan het forensisch onderzoek, maar nam genoegen met de mededeling van het bestuur dat er een forenisch onderzoek zou plaatsvinden. Hij had niet onderzocht welke opdracht het bestuur aan de forensisch accountant concreet had verstrekt en of en in welke mate dat van invloed kon zijn op de controle. Ook had hij de uitkomsten van het forensisch onderzoek niet afgewacht. Voordat dit onderzoek was afgerond, kwam de accountant met zijn goedkeurende verklaring. De Accountantskamer verwijt de accountant een onvoldoende professioneel-kritische instelling. Daarmee handelde hij in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.
Geen consensus
Het accountantsverslag 2017 vermeldde dat de directie had bevestigd dat zich geen fraudegevallen hadden voorgedaan. Echter, de accountant had kunnen vaststellen dat hierover binnen de directie geen consensus bestond. De door accountant gebruikte formulering ‘de directie heeft ons bevestigd’ is hierdoor misleidend en niet juist. Ook hiermee heeft de accountant, aldus het oordeel, in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid gehandeld.
Belangenverstrengeling
Het laatste klachtonderdeel betrof de schijn van belangenverstrengeling. Het interim hoofd financiën was verbonden aan het kantoor van de controlerende accountant. Die had echter de conclusie getrokken dat het interim hoofd financiën geen invloed op de jaarrekening had. Hierdoor was zijn eigen onafhankelijkheid niet in het geding. Maar de Accountantskamer deelt deze mening niet. ‘Vastgesteld moet worden dat het interim hoofd financiën wel materiële invloed heeft gehad op de jaarrekening 2017 (het assurance-object). Het interim hoofd financiën heeft zich immers per 1 november 2017 beziggehouden met de financiële administratie van de vereniging en beschuldigde accountant heeft op de zitting verklaard dat deze ook het balansdossier voor de jaarrekening heeft opgesteld.’
Berisping
De klacht werd op alle onderdelen gegrond verklaard. De Accountantskamer acht de maatregel van berisping passend en geboden. Daarbij is in aanmerking genomen dat beschuldigde accountant bij de controle een onvoldoende professioneel-kritische instelling heeft gehad, niet over voldoende en geschikte controle-informatie heeft beschikt en ontoereikende maatregelen heeft getroffen met het oog op zijn onafhankelijkheid. Ook is hij onvoldoende duidelijk geweest in zijn accountantsverslag. Aan de andere kant is meegewogen dat beschuldigde accountant niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd.
Lees hier de hele uitspraak: 19-1730 RA
Geef een reactie