Een fiscalist is door de rechtbank Rotterdam wegens btw-fraude veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk. Vanwege ernstig vluchtgevaar beveelt de rechtbank onmiddellijke gevangenneming van de man. De accountant van de fiscalist verklaarde dat hij gezien heeft dat de verdachte hogere voorschotten van Deloitte heeft ontvangen dan in zijn btw-aangiften zijn opgenomen.
Het Openbaar Ministerie verweet de fiscalist dat hij feitelijke leiding heeft gegeven aan het opzettelijk nalaten van het doen van verplichte suppletieaangiften door zijn persoonlijke vennootschap en het feitelijke leiding te hebben gegeven aan het opzettelijk indienen van onjuiste, onvolledige en/of valse aangiften omzetbelasting. De rechtbank Rotterdam acht beide strafbare feiten bewezen.
Onderzoek fiscus en getuigenverklaringen accountant en fiscaal adviseur
De Belastingdienst heeft onderzoek verricht naar de aangiften over 2010 tot en met 2013 van de persoonlijke vennootschap van de fiscalist en constateerde dat er onjuiste aangiften omzetbelasting zijn ingediend en er te weinig omzetbelasting is afgedragen.
Deze constatering wordt bevestigd door een getuige die tussen 2011 en 2015 accountant van de verdachte was. Hij heeft verklaard dat hij gezien heeft dat de verdachte hogere voorschotten van Deloitte heeft ontvangen dan in de aangiften zijn opgenomen. De samenwerking is opgezegd omdat er discussie bleef bestaan over de uitstaande btw-schuld. Hij heeft de verdachte er toen nog op gewezen dat hij als bestuurder van de vennootschap de verantwoordelijkheid droeg voor het suppleren van deze verschillen.
Ook een tweede getuige, de fiscaal adviseur van de verdachte vanaf 2015, heeft verklaard dat zij niet tevreden was over de inhoud van de terugkoppeling op haar vragen. Zij heeft verklaard dat de verdachte stelde de omzetbelastingschuld eerder te hebben betaald. Zij heeft hem te kennen gegeven dat hij dat aan de Belastingdienst moet kunnen laten zien, maar de verdachte heeft – ondanks diverse verzoeken daartoe – niets aangeleverd ter onderbouwing van zijn stelling. De Belastingdienst heeft vastgesteld dat de omzetbelastingschuld niet eerder is voldaan.
Oordeel rechtbank: belastingfraude bewezen
De rechtbank oordeelt dat de verklaringen van de getuigen en de constateringen van de Belastingdienst consistent, duidelijk en op wezenlijke punten met elkaar in overeenstemming zijn. De rechtbank acht bewezen dat het bedrijf van de verdachte over de in de bewezenverklaring genoemde kwartalen steeds onjuiste aangiften voor de omzetbelasting heeft gedaan en dat tevens opzettelijk niet is voldaan aan de op het bedrijf rustende verplichting tot het doen van een suppletieaangifte ter zake van de omzetbelasting.
Feitelijk leiddinggeven
Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de aan het bedrijf verweten handelingen. Van feitelijke leiding geven aan verboden gedragingen kan onder omstandigheden sprake zijn indien de desbetreffende functionaris, terwijl deze daartoe bevoegd en redelijkerwijs gehouden is, maatregelen ter voorkoming van deze gedragingen achterwege laat en bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat de verboden gedragingen zich zullen voordoen. In deze situatie wordt de functionaris geacht opzettelijk de verboden gedragingen te bevorderen.
De verdachte is door de hiervoor genoemde getuigen meermalen gewezen op de groeiende omzetbelastingschuld, de onjuiste aangiften omzetbelasting en het gegeven dat hij daarom suppletieaangiften moest indienen. De verdachte heeft dit echter op zijn beloop gelaten.
Dat de verdachte met zijn onderneming, die zich richt op het uitoefenen van de belastingadviespraktijk, ondanks daar meermalen op gewezen te zijn telkenmale geen aangifte deed van de volledige omzet, voorbelasting in mindering bracht zonder onderliggende stukken en naliet om suppletieaangiften te doen, maakt dat de verdachte opzet heeft gehad op het doen van onjuiste aangiften en niet-doen van suppletieaangiften door zijn bedrijf en dus feitelijke leiding heeft gegeven aan deze strafbare gedragingen.
Met de officier van justitie is de rechtbank echter van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van een aantal van de in de tenlastelegging genoemde tijdvakken, te weten het eerste kwartaal 2009 tot en met het eerste kwartaal van 2010 en het eerste kwartaal van 2013, omdat wettig en overtuigend bewijs voor deze tijdvakken ontbreekt.
Celstraf
Bij het opleggen van de gevangenisstraf overweegt de rechtbank dat de fiscalist zich schuldig heeft gemaakt aan belastingfraude. Ten nadele van de verdachte weegt de rechtbank mee dat juist van de verdachte met zijn opleiding en een vennootschap die nota bene als activiteiten vermeldt ‘het uitoefenen of doen uitoefenen van de belastingadviespraktijk’ verwacht mag worden dat hij zich niet schuldig maakt aan belastingfraude.
Vluchtgevaar
Gelet op het feit dat de verdachte ondanks meermalen daartoe de gelegenheid geboden te hebben gekregen zich niet heeft gemeld, nadien tot tweemaal toe niet ter terechtzitting verschenen is en de verdachte bovendien regelmatig wisselt van verblijfplaats (en land), ziet de rechtbank een ernstig gevaar voor vlucht. Reden waarom de rechtbank de gevangenneming van de verdachte bij de uitspraak van het vonnis zal bevelen.
____________________________________________________________________________________________________________________
Interessant! Cursus Actualiteiten Formeel Belastingrecht en spelregels rondom boekenonderzoeken | 12 oktober 2021 | Mr. Pieter Kok van ProceD.
Je krijgt in één middag een volledig en helder overzicht, zodat je optimaal kunt adviseren over informatieplicht, navordering, beboeting en op de hoogte bent van de aansprakelijkheden die je als adviseur kunt lopen.
Geef een reactie