De financiering van de universiteiten berust deels op gegevens uit 1984, erkent demissionair minister Van Engelshoven in een brief aan de Tweede Kamer. Ze geeft de schuld aan de universiteiten.
Orwell
George Orwell schreef in 1948 een roemruchte toekomstroman. Die speelde zich af in 1984. Dat ‘magische jaar’ dook dit voorjaar op, toen de Algemene Rekenkamer ontdekte dat de financiering van het wetenschappelijk onderwijs deels steunt op een onderzoek uit het Orweliaanse jaar 1984. Dat is dus onderzoek van 37 jaar geleden. Destijds is gevraagd aan medewerkers om bij te houden waar zij hun tijd aan besteedden (‘tijdschrijven’). In 2001 is daaruit de conclusie getrokken dat 34,9 procent van de financiering voor onderwijs bestemd was. Het overheidsbudget voor de universiteiten werd in dat jaar gesplitst in een onderwijsdeel en een onderzoeksdeel. Het onderwijsdeel groeide met de studentenaantallen mee, maar het onderzoeksdeel niet.
1984
De Rekenkamer vroeg zich in juni af of een inschatting uit 1984 nog steeds van toepassing zou zijn op het werk aan de universiteiten van nu. De Tweede Kamer wilde opheldering van de minister. Die is kort en bondig. De data uit 1984 werken inderdaad nog altijd door in de financiering van universiteiten, maar het was destijds de enige beschikbare bron en de universiteiten wilden het onderzoek niet herhalen. De scheefgroei van het budget is bovendien allang erkend, voegt de minister eraan toe. Er is volgens haar brief 600 miljoen euro per jaar extra nodig. ‘Een volgend kabinet kan hierover een beslissing nemen’, schrijft Van Engelshoven, ‘net als over de wenselijkheid om een nieuw tijdschrijfonderzoek te laten doen.’
600 mln
Overigens willen de universiteiten meer geld dan de 600 miljoen euro die de minister noemt. De minister verwijst voor dat bedrag naar een analyse van PwC. Die 600 miljoen is nodig voor structurele financiering en voor een inhaalslag, staat daarin. Maar er staat meer in: kleinschaliger onderwijs zou daarbovenop nog eens 200 miljoen euro per jaar extra kosten, dus dan kom je op 800 miljoen. De universiteiten noemen zelf een bedrag van 1,1 miljard euro. Daarbij tellen ze een eenmalige uitgave van 300 miljoen euro voor de verbetering van de faciliteiten ook mee.
Bron: Hoger Onderwijspersbureau
Geef een reactie