Een accountant-administratieconsulent die de ontbinding van een VOF begeleidde is ook door het College van Beroep voor het bedrijfsleven vrijgesproken van onzorgvuldig handelen. Eerder kwam de Accountantskamer al tot de conclusie dat de man niets te verwijten valt.
Twee adviseurs
In oktober 2018 ontbonden twee vennoten hun VOF. Ze namen allebei een adviseur in de arm om hen tijdens het proces te begeleiden. De ene adviseur deed het voorstel dat zijn cliënt de andere vennoot voor circa 7500 euro zou uitkopen. De adviseur van deze vennoot, een accountant-administratieconsulent, kwam met een tegenvoorstel dat tien keer zo hoog was. Hij meende dat de vennoot die hij adviseerde recht had op ruim 75.000 euro. Later verlaagde hij dit bedrag naar 40.000 euro en nog later naar 15.000 euro. Desondanks kwamen de partijen er niet uit en moest een onafhankelijke derde met een bindend voorstel komen.
Klacht bij Accountantskamer
Het kwam de adviserende AA op een klacht bij de Accountantskamer te staan. Met zijn ‘niet-onderbouwde’ waarderingen (aanvankelijk 75.000 euro) zou hij hebben gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels. De accountantskamer verklaarde de klacht echter ongegrond. De AA werkte in opdracht van een van de vennoten en diende dus het belang van deze klant. Dat de AA aanvankelijk met een erg hoog tegenvoorstel kwam vond de Accountantskamer verklaarbaar: bij onderhandelingen is het niet ongebruikelijk dat aanvankelijk (te) hoog wordt ingezet. Ook was de AA vanaf het begin van zijn werkzaamheden duidelijk geweest over het feit dat hij optrad voor een van vennoten.
Hoger beroep
De andere vennoot stelde hoger beroep in bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven omdat zij nog steeds vond dat de AA zijn boekje te buiten was gegaan. Bij het College ging het onder meer om de vraag of de AA zijn opdracht verkeerd had geïnterpreteerd en ingevuld door te onderhandelen namens een van de vennoten en niet te handelen vanuit het belang van beide vennoten. Dat was de klager in elk geval niet duidelijk. De AA had bovendien geen opdrachtbevestiging opgemaakt en de opdrachtvoorwaarden niet vastgelegd. Het College stelt echter vast dat de AA steeds heeft verteld wat zijn positie was en wiens belang hij diende. Dat de AA geen opdrachtbevestiging had opgemaakt en geen opdrachtvoorwaarden had vastgelegd, was een nieuwe klacht die daardoor buiten het hoger beroep valt, aldus het College.
Niet redelijk?
Een andere grief luidde dat de AA zich tijdens de onderhandelingen niet als een redelijk handelend accountant had opgesteld. Volgens de klager was het voorstel om het aandeel van de andere vennoot in de VOF te bepalen op € 75.000,- niet onderbouwd. Dit is strijdig met de zorgvuldigheid die van een accountant mag worden verwacht, aldus de klacht. Bovendien werd het voorstel van de AA meerdere keren verlaagd, ook zonder onderbouwing. Nadat er overleg is gevoerd met een onafhankelijke deskundige heeft dit niet, dan wel onvoldoende, geleid tot aanpassing van de ingenomen standpunten. De klager heeft gelijk dat de voorstellen die de AA namens de andere vennoot deed, bepaald hoog waren ingezet. De AA heeft er evenwel naar het oordeel van het College terecht op gewezen dat zij moeten worden gezien als onderdeel uitmakend van het onderhandelingstraject waarbij de AA heeft geprobeerd een zo gunstig mogelijk eindresultaat voor zijn cliënt te behalen. De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is.
Lees hier de uitspraak.
G Timmerman zegt
Jammer dat ook het College, net als de AK, het verschil tussen een accountant en een advocaat niet zwaar laat wegen. Deze uitspraken doen de z.g. eer en de stand -wat dat ook wezen moge- van de accountant geen goed. Dus jammer voor de hele beroepsgroep.