Een ondernemer met een eenmanszaak in administratie en belastingadvies deed ten onrechte nihilaangiften voor de omzetbelasting en voert zelf al jarenlang geen administratie en boekhouding. De man blijkt wat dat laatste betreft behoorlijk hardleers, want bij een boekenonderzoek in 2014 werd ook al vastgesteld dat er geen administratie bij het kantoor wordt gevoerd. In 2018 constateerde de Belastingdienst tijdens een nieuw boekenonderzoek dat de ondernemer zijn leven wat dat betreft niet had gebeterd. Dat blijkt uit een uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Boekenonderzoek 2014
De ondernemer drijft sinds 31 december 2010 een eenmanszaak waarvan de activiteiten bestaan uit het geven van adviezen over belastingen en bedrijfsvoering en het voeren van administraties en het samenstellen van jaarrekeningen. In 2014 heeft bij het kantoor een boekenonderzoek plaatsgevonden naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 30 juni 2014. Tijdens dit boekenonderzoek is geconstateerd dat er geen administratie bij het bedrijf aanwezig was. Naar aanleiding van het definitieve rapport van 19 augustus 2015 heeft de fiscus naheffingsaanslagen omzetbelasting en vergrijpboetes van 50% vanwege (voorwaardelijke) opzet op de voet van artikel 67f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) opgelegd over de jaren 2011 tot en met 2013 en het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 30 juni 2014.
Boekenonderzoek 2018
In 2018 heeft opnieuw een boekenonderzoek bij het bedrijf plaatsgevonden, in dit geval naar onder andere de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over de jaren 2015 en 2016. Over de tijdvakken 2015 en 2016 heeft het kantoor alleen nihilaangiften omzetbelasting ingediend. Hetzelfde geldt voor het eerste en tweede kwartaal 2017. Over het derde en het vierde kwartaal 2017 heeft het bedrijf wel omzet in de aangiften verantwoord. De aangegeven omzet in het derde kwartaal bedroeg € 2.643 en in het vierde kwartaal € 3.233. In het rapport naar aanleiding van het boekenonderzoek schreef de Inspecteur:
“Tijdens het inleidend gesprek gaf [belanghebbende] aan dat er geen administratie is gevoerd. Er is geen administratie/boekhouding gevoerd voor de jaren 2015 tot en met 2017 voor de eenmanszaak.
Nadat de cautie op 17 mei 2018 is gesteld, heeft [belanghebbende] aangegeven dat het zijn fout is dat er geen boekhouding en administratie aanwezig is. De gevolgen van de controle over de jaren 2009-2014 hebben veel stress opgeleverd waardoor het opmaken van de boekhouding en de administratie niet gebeurd is. In de eerdere controle was ook geen boekhouding en administratie aanwezig.”
Over het tijdvak 1 januari 2015 tot en met 31 december 2018 werd daarop een naheffingsaanslag omzetbelasting van € 39.154 en een vergrijpboete van € 8.274 opgelegd.
Hof: naheffingsaanslag
De ondernemer vocht bij zowel de rechtbank als het hof vervolgens de rechtmatigheid van de naheffingsaanslag en de vergrijpboete aan. Daarbij schermde hij met twee creditfacturen waar door de fiscus geen rekening mee was gehouden. Op grond van artikel 29 Wet op de omzetbelasting 1968 (wet OB) wordt in geval van een prijsvermindering nadat een dienst is verricht de maatstaf van heffing dienovereenkomstig verlaagd en ontstaat in zoverre recht op teruggaaf van de voldane belasting. Het hof oordeelt echter dat onduidelijk is op welke dienstverlening de creditering betrekking heeft en of hier destijds omzetbelasting over is voldaan. De naheffingsaanslag is tot een juist bedrag vastgesteld.
Vergrijpboete: opzet
Over de vergrijpboete is het Hof van oordeel dat sprake is van voorwaardelijke opzet van de zijde van de ondernemer. Het Hof acht aannemelijk dat hij wist dan wel bewust de aanmerkelijk kans heeft aanvaard dat, door geen administratie te voeren en nihilaangiften te doen danwel een aangifte voor het luttele bedrag van € 19, te weinig omzetbelasting op aangifte zou worden voldaan. Hierbij neemt het Hof in aanmerking dat de activiteiten van de ondernemer onder meer bestaan uit het geven van belastingadvies en het voeren van administraties, dat de ondernemer er ook tijdens een eerder boekenonderzoek al op is gewezen dat hij verplicht was een administratie en een boekhouding te voeren, en dat de handelwijze van de man er ook toen toe heeft geleid dat te weinig omzetbelasting op aangifte was voldaan. Het Hof acht onder deze omstandigheden de opgelegde boete van 50% passend en geboden.
Geef een reactie