
Een aantal broers exploiteerden een plantenkwekerij. Nadat er problemen met de fiscus optraden, wilden zij hun belastingadvieskantoor aansprakelijk stellen. De rechtbank ging daar niet in mee. Dus gingen de broers in hoger beroep. Het ging onder meer om de vraag of de klant met een handtekening afstand had gedaan van zijn vorderingsrecht.
Het belastingadvieskantoor verzorgde van 2011 tot en met 2016 de jaarrekeningen, en stelde de belastingaangiften op en diende deze in. Volgens de broers had het kantoor zijn werk niet goed gedaan. Aangiftes werden niet tijdig ingediend bij de Belastingdienst of hij had verzuimd uitstel te vragen. Met boetes, rente, dwangbevelen en gemist fiscaal voordeel tot gevolg. De broers andere financials moeten inhuren (International Consultants, Dorresteijn Finance & Control en Flynth) om de administratie en aangiftes op orde te krijgen. De kosten wilden ze verhalen op het belastingadvieskantoor.
Hoger beroep
De rechtbank ging in 2020 niet mee met deze eis. Daarop gingen de broers in hoger beroep. Maar ook het belastingadvieskantoor had hoger beroep aangetekend. Het kantoor vond dat de broers afstand hadden gedaan van hun vorderingsrecht. Zij hadden namelijk hun handtekening gezet onder een verklaring waarin stond dat het belastingadvieskantoor middels het afgeven van de stukken geen enkele verantwoording meer droeg betreffende de gegevens in de dossiers en aansprakelijkstelling uit welke hoofde dan ook. Er viel dus niets te claimen, aldus het belastingadvieskantoor.
Vorderingsrecht
Maar daar wilde het Gerechtshof niets van weten. Net de rechtbank vond het Hof dat afstand doen van een vorderingsrecht nogal verstrekkende gevolgen heeft. Alleen daarom al mag niet te snel worden aangenomen dat de twee ondertekenaars van de verklaring – die dat dan ook nog eens deden namens alle andere familieleden – definitief hebben willen afzien van een mogelijke vordering om de door hen geleden schade op het belastingadvieskantoor te verhalen. Dat bleek volgens het hof ook niet uit de tekst van de verklaring.
Te traag
Vervolgens boog het Hof zich over de verwijten van de broers aan het belastingadvieskantoor. Dat zou onder meer te traag zijn geweest met het correct opstellen van de jaarrekeningen, verzuimd hebben uitstel te vragen en andere fouten hebben gemaakt.
Het Hof vond allereerst dat onvoldoende was duidelijk gemaakt welke stukken het belastingkantoor te laat had aangeleverd en waarom deze stukken zo cruciaal waren voor Flynth, toen dat het werk overnam. Ook maakten de broers onvoldoende duidelijk waarom het nodig was extra kosten te laten maken door externe adviseurs als gevolg van het te laat aanleveren van de stukken. Alleen aangaande de jaarrekening over 2015 was het belastingadvieskantoor aantoonbaar in gebreke gebleven. Zo was verzuimd de door Flynth gevraagde consolidatiestaten voor de activa over 2015 te verstrekken. Ook kon het belastingadviesbureau niet bewijzen dat het met de broers over landbouwvrijstelling en herinvesteringsreserve had gesproken. Het Hof berekende de schade voor de kwekerbroers op € 16.117,30 inclusief BTW.
Tot slot ging het om het te laat indienen van belastingaangiftes. Het Hof vond dat het belastingadvieskantoor meer had moeten doen om zijn klant te bewegen relevante gegevens te verstrekken. Ook mocht naar het oordeel van het hof van een redelijk handelend en redelijk bekwaam beroepsgenoot worden verwacht dat hij tijdig bezwaar (en eventueel verdere stappen zoals beroep en/of verzet) maakt tegen ambtshalve opgelegde aanslagen.
Omdat de opstelling van de jaarrekening over 2011 vertraagd was, waren ook de fiscale aangiften over 2011 pas laat ingediend. Het Belastingadvieskantoor stelde dat over de aangiften 2011 geen uitstel kon worden gekregen omdat de vroegere fiscalist van de broers niet aan de Beconregeling had voldaan. Die regeling houdt in dat de Belastingdienst uitstel kan weigeren omdat een belastingconsulent in twee van de drie voorafgaande jaren niet heeft voldaan aan de uitstelregeling. Die regeling gold echter nog niet in 2011. Het verweer van het belastingadvieskantoor ging dus niet op. Het hof hield het kantoor verantwoordelijk voor de schade.
Buitenlands vermogen
Tot slot was er ook nog sprake van buitenlands vermogen dat een van de broers niet aan de fiscus hadden opgegeven. In 2015 sloot hij een vaststellingsovereenkomst met de Belastingdienst nadat hij alsnog openheid van zaken had gegeven. Vanaf IB 2013 moest het buitenlands vermogen worden opgegeven. Het belastingadvieskantoor had dit niet gedaan en vond dat het hierover ook niet had hoeven adviseren, op basis van het argument dat de vaststellingsovereenkomst dateerde uit 2015. Het hof constateerde echter dat het kantoor al in december 2014 op de hoogte was van verzwegen buitenlands vermogen. Bij de belastingaangifte had daarmee rekening moeten worden gehouden.
Kortom, het hof oordeelde anders dan de rechtbank en stelde het belastingadvieskantoor grotendeels in het ongelijk. Het werd veroordeeld tot het vergoeden van schade en moest ook de proceskosten betalen.
Lees hier de uitspraak.
Geef een reactie