De rechtbank Amsterdam heeft een door de gemeente Diemen opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting vernietigd. Een naheffing op basis van een vast dagtarief, ongeacht de duur van het parkeren, is in strijd met artikel 234, derde lid, van de Gemeentewet.
Op 3 mei 2021 stond de auto van de Rotterdammer die de zaak had aangespannen geparkeerd in Diemen. Om 13:46 uur constateerde een parkeercontroleur dat de man geen parkeergeld had betaald. De heffingsambtenaar legde daarom een parkeerboete op.
De Rotterdamse automobilist spande daarop een rechtszaak aan. Daar voert hij aan dat ten onrechte een dagtarief is nageheven, omdat dit in strijd is met artikel 234, derde lid, van de Gemeentewet. De man verwijst in dit verband naar rechtspraak van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch en de rechtbank Zeeland-West-Brabant waaruit dit volgens hem volgt.1 Verder vindt hij het nageheven bedrag aan parkeerbelasting onredelijk.
Oordeel rechtbank
De rechtbank overweegt dat uit artikel 234, derde lid, van de Gemeentewet volgt dat het uitgangspunt is dat een naheffingsaanslag wordt opgelegd over een parkeerduur van een uur. Een naheffing op basis van een vast dagtarief, ongeacht de duur van het parkeren, is in strijd met artikel 234, derde lid, van de Gemeentewet. De rechtbank verwijst hierbij naar de uitspraak van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.5 Een verwijzing door de heffingsambtenaar van de gemeente Diemen naar een uitspraak van het gerechtshof Den Haag treft naar het oordeel van de rechtbank geen doel. In die zaak was in de betreffende parkeerverordening een na te heffen bedrag opgenomen van “€ 14,- per dag of een gedeelte daarvan (dagtarief)”. Aangezien een uur een gedeelte van een dag is, was de naheffing van het tarief van € 14,- volgens het gerechtshof niet in strijd met artikel 234, derde lid, van de Gemeentewet. In de onderhavige zaak is het na te heffen bedrag – anders dan in voornoemde zaak – niet als uurtarief in de Parkeerverordening opgenomen of op grond van de formulering in de Parkeerverordening te herleiden tot een uurtarief. Het tarief geldt ongeacht de duur dat geparkeerd wordt. De naheffingsaanslag is daarom in strijd met artikel 234, derde lid, van de Gemeentewet opgelegd.
Omdat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd, is het beroep gegrond en krijgt de Rotterdamse automobilist gelijk. De bestreden uitspraak en de naheffingsaanslag worden vernietigd.
Geef een reactie