Een door de Accountantskamer doorgehaalde accountant van BDO heeft zijn straf niet ongedaan weten te maken. Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven ziet voldoende bewijs dat de man aanpassingen aan het controledossier heeft gedaan nadat hij de controleverklaring al had afgegeven. Hij misleidde hiermee de AFM.
De BDO’er gaf op 30 april 2015 een controleverklaring af bij de jaarrekening 2014 van een internationale holding. De AFM deed dat jaar onderzoek naar de kwaliteit van de wettelijke controles bij BDO. Ook de controle van de jaarrekening 2014 van de betreffende holding werd bekeken. De AFM deed op 23 juli 2015 een inlichtingenvordering bij het accountantskantoor. In een memorandum dat BDO aan de toezichthouder stuurde, stond dat het opdrachtteam met het oog op het AFM-onderzoek vragen had gesteld en stukken had opgevraagd bij de lokale accountants en aan de controlecliënt zelf. Naar aanleiding van deze vragen en de daarop ontvangen antwoorden en stukken waren echter geen vastleggingen gedaan in het controledossier.
Tuchtklacht AFM
De AFM spande een tuchtzaak aan tegen twee BDO’ers en verweet hen ten onrechte de indruk te hebben gewekt dat het controle-informatie had proberen te antidateren. Ze hadden willen doen voorkomen dat die informatie pas na de datum van de controleverklaring was verkregen en vastgelegd, terwijl ze de informatie in werkelijkheid al daarvoor hadden ontvangen. Misleidend, volgens de toezichthouder, omdat de datum van het memo was gehandhaafd op 26 maart 2015 en op die manier de onjuiste indruk was gewekt dat ook de bestreden paragraaf van (vóór) die datum en dus van vóór de datum van de controleverklaring dateerde. Ook werd de controlerend accountant verweten onvoldoende controlewerkzaamheden te hebben verricht om voldoende en geschikte controle-informatie te verkrijgen. De klachten van de toezichthouder werden door de Accountantskamer op beide onderdelen voor een aanzienlijk deel gegrond verklaard. De tuchtrechter vond dat de controlerend accountant zich schuldig had gemaakt aan serieuze verzuimen in het kader van een wettelijke controle en in hun relatie tot de toezichthouder van hun accountantsorganisatie geen transparantie hadden betracht, doch veeleer – op onderdelen – misleidende informatie hadden verschaft. De Accountantskamer legde de straf op van doorhaling uit het register voor twee maanden.
Documenten
Eén van de accountants stapte naar het College van Beroep voor het Bedrijfsleven. Hij legde allerlei documenten voor waaruit zou moeten blijken dat hij niet had gesjoemeld met informatie en data. Het College was echter met de Accountantskamer van oordeel dat het aannemelijk was dat de tekst van het gewraakte memo na de datum van de controleverklaring op verschillende punten was aangepast dan wel aangevuld. De accountant had ten onrechte de indruk gewekt dat controle-informatie over de vooruitbetalingen en de afloopcontrole debiteuren reeds voorafgaand aan die datum was verkregen en vastgelegd. De accountant kon, aldus het College, ook geen beroep doen op de ’60-dagentermijn’, omdat controlewerkzaamheden daar niet onder vallen.
Niet transparant
Ook het belangrijkste verwijt aan de accountant, namelijk dat hij niet transparant was geweest over het tijdstip waarop informatie van de klant was ontvangen en aan het dossier toegevoegd, bleef voor het College overeind. En dus ook het oordeel van de Accountantskamer dat de accountant had gehandeld in strijd met de fundamentele beginselen van professionaliteit en integriteit.
Lees hier de uitspraak.
Geef een reactie