
Een uitzendondernemer is zelf strafbaar wegens het doen van onjuiste aangiften loonheffingen, oordeelt de rechtbank Rotterdam. De ondernemer voerde ter verdediging aan dat hij zijn boekhouder nog wel het dubbele had betaald om er zeker van te zijn dat de boekhouding op de juiste wijze plaatsvond. Wel spreekt de rechtbank de man vrij met betrekking tot het verstrekken van valse stukken aan de Belastingdienst, omdat niet vastgesteld kan worden dat er sprake was van opzet. Al met al is een taakstraf van 100 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden op z’n plaats, oordeelt de rechtbank.
Urenregistratie uitzendbureau
De verdachte is bestuurder en enig aandeelhouder van een uitzendbureau dat personeel uitzendt en detacheert voor het uitvoeren van alle voorkomende schilder- en straalwerkzaamheden. Tijdens een controle van de Belastingdienst van de aangegeven loonheffing over de periode van 2012 tot en met 2016, ontstonden twijfels over de juistheid van de tijdens deze controle aangeleverde urenregistraties. Uit het daarop volgende onderzoek bleek dat er op de urenregistratieformulieren van een van de klanten over de periode 2012 tot en met 2016 andere namen voorkwamen dan waren opgenomen op de urenregistratieformulieren van het uitzendbureau. Deze namen waren tevens niet opgenomen in de aangiften loonheffing over dezelfde periode.
Standpunten OM en ondernemer
Bij de rechtbank verweet het OM de ondernemer ten eerste dat hij feitelijk leiding heeft gegeven aan het doen plegen van het indienen van onjuiste aangiften voor de loonheffing en ten tweede het verstrekken van valse stukken aan de Belastingdienst,
De raadsman van de uitzendondernemer bepleitte vrijspraak van het tenlastegelegde. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de verdachte geen feitelijke leiding heeft gegeven aan de aan het uitzendbureau verweten gedragingen, ook niet tezamen en in vereniging met een ander. Daarnaast geldt in het algemeen wellicht de regel dat een ondernemer verantwoordelijk is voor de handelingen van de boekhouder, maar in dit geval is dat anders. De verdachte heeft een professionele boekhouder ingehuurd en heeft hem zelfs het dubbele betaald om er zeker van te zijn dat de boekhouding op juiste wijze plaatsvond, aldus de raadsman. Er is dus geen sprake van opzet, ook niet in voorwaardelijke zin. Van de verdachte kan immers redelijkerwijs niet verwacht worden dat hij, zonder verstand te hebben van fiscale zaken, controle uitoefent over zijn boekhouder.
Toerekening aan de rechtspersoon
De rechtbank stelt voorop dat een rechtspersoon als dader van een strafbaar feit kan worden aangemerkt indien de gedraging in redelijkheid aan de rechtspersoon kan worden toegerekend. Die toerekening is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een belangrijk oriëntatiepunt daarbij is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Een dergelijke gedraging kan in beginsel worden toegerekend aan de rechtspersoon.
Het bedrijf is een uitzendbureau dat personeel uitzendt en detacheert voor het uitvoeren van alle voorkomende schilder- en straalwerkzaamheden. Het uitbetalen van loon en vervolgens afdragen van loonheffing zijn gedragingen die passen in de normale bedrijfsvoering van deze onderneming. De gedraging van het onjuist laten doen van aangiften loonheffing past daarmee ook in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon en is de rechtspersoon bovendien dienstig geweest in het door haar uitgeoefende bedrijf (er hoefde immers minder loonbelasting afgedragen te worden). Deze gedraging kan daarom in redelijkheid aan het uitzendbureau worden toegerekend.
Feitelijk leidinggeven
Nu is vastgesteld dat de verboden gedraging aan het uitzendbureau kan worden toegerekend, komt de vraag aan de orde of kan worden bewezen dat de verdachte daaraan feitelijke leiding heeft gegeven. Bij de beoordeling daarvan dient niet uitsluitend te worden betrokken de juridische positie, maar ook de feitelijke positie van de verdachte bij een rechtspersoon en het gedrag dat de verdachte heeft vertoond of nagelaten op grond waarvan hij geacht moet worden aan die verboden gedraging feitelijke leiding te hebben gegeven.
Uit de inschrijving bij de Kamer van Koophandel blijkt dat de verdachte in de tenlastegelegde periode bestuurder was van het uitzendbureau. Naast het feit dat verdachte in de tenlastegelegde periode formeel bestuurder was, erkent hij ook dat hij degene was die daadwerkelijk de leiding had. De verdachte heeft aldus feitelijke leiding gegeven aan het uitzendbureau.
Opzet
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of de verdachte opzet had op het doen van onjuiste aangiften voor de loonheffing. Onderdeel van die vraag is ook of hij mocht vertrouwen op de deskundigheid van het administratiekantoor. De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt.
De verdachte heeft verklaard dat de urenregistratieformulieren door medewerkers van het uitzendbureau bij de boekhouder werden ingeleverd. De verdachte heeft geen verstand van aangiften loonheffing en heeft de aangiften en de daaraan ten grondslag liggende urenregistratieformulieren daarom nooit gecontroleerd.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte nauwelijks betrokkenheid heeft getoond bij de aangiften loonheffing, terwijl hij in zijn hoedanigheid als formeel bestuurder wel bevoegd, in staat en redelijkerwijs gehouden was om maatregelen te nemen ter voorkoming van het onjuist (laten) doen van aangiften loonheffing. Hij diende er juist op toe te zien dat die aangiften tijdig en inhoudelijk correct werden gedaan. Dat de verdachte er ook toe in staat was om maatregelen te nemen ter voorkoming van de onjuiste aangiften, blijkt reeds uit het feit dat hij verklaard heeft dat hij zelf direct zag dat de onderliggende urenregistratieformulieren niet klopten toen hij deze onder ogen kreeg in 2018 en toen aan de slag is gegaan om deze te verbeteren. Aldus concludeert de rechtbank dat de verdachte niet de zorg heeft betracht die redelijkerwijs van hem kon worden gevergd bij de samenwerking met het administratiekantoor.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte door geen enkele controle uit te voeren op de werkzaamheden van het administratiekantoor willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat er over de jaren 2012 tot en met 2016 onjuiste aangiften voor de loonheffing zouden worden gedaan.
Partiële vrijspraak medeplegen
Met de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen niet bewezen. De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Verstrekken valse stukken aan fiscus
Vast staat dat de controle van de Belastingdienst van de aangegeven loonheffing over de periode van 2012 tot en met 2016 heeft plaatsgevonden bij het administratiekantoor en dat het [naam01] van het administratiekantoor is geweest die de onder feit 2 genoemde urenregistratieformulieren aan de Belastingdienst heeft verstrekt. De controlemedewerkers van de Belastingdienst hebben verklaard dat [naam01] steeds de contactpersoon was tijdens de controle en dat de verdachte zelf slechts kort aanwezig is geweest. Alle vragen met betrekking tot de controle liepen via [naam01].
De rechtbank kan op basis van de hiervoor beschreven gang van zaken niet vaststellen dat de verdachte opzet had op het verstrekken van valse stukken aan de Belastingdienst. Weliswaar heeft [naam01] tegenover de controleambtenaren van de Belastingdienst verklaard dat hij de urenregistratieformulieren van de verdachte heeft gekregen, maar deze verklaring vindt onvoldoende steun in het procesdossier. Aldus is er onvoldoende bewijs om tot een bewezenverklaring voor het vereiste opzet te komen.
Het tweede tenlastegelegde is niet wettig en overtuigend bewezen, oordeelt de rechtbank. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Geef een reactie