
Het viel te proberen als cafetaria-eigenaar: vanwege de coronamaatregelen een deel van de huur niet betalen en om huurverlaging vragen. Maar zonder financiële stukken wordt dat lastig, had ook de accountant moeten weten. De zaak kwam toch voor de rechter en de huurbazin won. De snackbar moet alsnog ruim 14.000 euro ophoesten.
De uitbater van de cafetaria betaalt over de maanden februari tot en met juni 2021 maar een deel van de huur aan de eigenares van het pand. Reden: door de coronamaatregelen is de omzet sterk gedaald en zijn de buffers van de VOF weggesmolten. Het verzoek om een huurprijsverlaging wordt niet ingewilligd, omdat de eigenaar van de cafetaria niet met financiële gegevens over de brug komt die de omzetdaling aantonen. Daarbij speelt mee dat de snackbar in de lockdownperiode een vrij goed lopende afhaal- en bezorgdienst had – zo slecht ging het nog niet, vond de verhuurster.
Niet naar andere accountant gestapt
Voor de rechter vordert ze daarom de achterstallige huur; de huurder wil op zijn beurt dat de rechter die huur met 23 procent matigt. De rechtbank stelt echter vast dat de cafetaria-eigenaar op geen enkele wijze de omzetdaling met gegevens kan onderbouwen. ‘In het dossier bevinden zich enkel twee verklaringen van de accountant van [de snackbareigenaar]. In die van 18 september 2021 staat dat zij het eerste kwartaal van 2021 34,18% omzetverlies heeft geleden en in het tweede kwartaal 40,16% en dat zij aanvragen voor de TVL- en NOW-regelingen heeft ingediend. De onderliggende stukken ontbreken echter.’ In de andere verklaring ontbreken ook de bewijzen. ‘Dat [de snackbareigenaar] naar zij stelt moeite heeft om de benodigde informatie van de accountant te krijgen (dan wel wegens ziekte van de accountant, dan wel wegens het in juni 2022 nog niet gereed hebben van de jaarrekening), komt voor haar rekening en risico.’ De uitbater had immers ook naar een andere accountant kunnen stappen om te helpen de financiële gegevens aan te leveren. Daarvoor heeft de onderneming een jaar de tijd gehad, besluit de rechter.
De achterstallige huur moet worden betaald, plus een extra bedrag omdat de verhuurster de bij het begin van de huurperiode gestorte waarborgsom heeft moeten aanspreken.
Rechtbank Utrecht, 24 augustus, gepubliceerd 16 december 2022
Geef een reactie