De Accountantskamer heeft een RA een doorhaling van een maand op gelegd vanwege diens ongeoorloofde dubbelrol bij een bedrijvengroep, waar hij zowel een zakelijk belang in had als samenstellend accountant was.
Bedrijvengroep
De klagers bij de Accountantskamer zijn twee BV’s en een stichting, die alle drie behoorden tot een groep van rechtspersonen waarvan de RA de samenstellend accountant was. De groep hield zich op meerdere locaties bezig met kinderopvang en exploiteerde daarnaast ook een restaurant en een bouwbedrijf. De accountant was via zijn vennootschap als financier en aandeelhouder bij de groep betrokken en hij is zich op enig moment intensief met de dagelijkse gang van zaken gaan bezighouden. De klagers vinden dat de RA hierdoor het fundamentele beginsel van objectiviteit heeft geschonden. De accountant heeft in het zicht van het faillissement een transactie gefingeerd. Hij heeft de bestuurder niet gewaarschuwd wegens niet betaalde loonheffing en pensioenpremies en heeft onder tijdsdruk de splitsing van de groep afgedwongen, voerden de klagers aan.
Oordeel Accountantskamer
De Accountantskamer oordeelt dat de klacht grotendeels gegrond is. De belangen in en de betrokkenheid bij de groep waren serieuze bedreigingen van de objectiviteit van de RA. Hij had zich in dit geval als samenstellend accountant moeten terugtrekken. In strijd met het fundamentele beginsel van integriteit heeft de accountant een transactie bedacht om belangen veilig te stellen. De RA had moeten waarschuwen toen hem bekend werd dat loonheffing en pensioenpremies niet waren betaald, ook al was een melding formeel te laat. De door de accountant gegeven termijn van vier dagen om op zijn voorstellen tot splitsing te reageren is kort maar vanwege alle omstandigheden tuchtrechtelijk onvoldoende relevant.
Doorhaling
De inschrijving van de RA als accountant moet voor één maand worden doorgehaald, oordeelt de Accountantskamer. Daarbij is in aanmerking genomen dat de RA, gegeven de serieuze bedreigingen van zijn objectiviteit, niet heeft onderkend dat zijn positie als samenstellend accountant vanwege zijn intensieve betrokkenheid onhoudbaar was geworden en dat de bedreigingen niet meer door andere maatregelen dan het teruggeven van de opdracht(en) weggenomen konden worden. De Accountantskamer rekent het de accountant ook aan dat hij in het zicht van het faillissement een opzet heeft bedacht waarmee inventaris van een van de bedrijven buiten de (aanstaande) failliete boedel kon worden gehouden.
Uitspraak: 22-726 RA
Geef een reactie