De rechtbank Oost-Brabant heeft een overeenkomst tussen het Eindhovense administratiekantoor SAD Administraties en een Iraniër nietig verklaard wegens strijd met goede zeden en openbare orde. De constructie was gericht op ‘het bewust misleiden van de IND om willens en wetens op onjuiste gronden een verblijfsvergunning te verkrijgen’, oordeelt de rechtbank. Het kantoor moet daarom een onverschuldigde betaling van €33.000 aan de Iraniër terugbetalen.
Payroll-detacheringsconstructie
Het Eindhovense SAD Administraties (ook handelend onder de naam Dutch Accounting House) en de Iraniër sloten in juni 2017 een overeenkomst. Daarbij werd onder meer overeengekomen dat SAD voor de man een verblijfsvergunning zou aanvragen, zodat hij als kennismigrant aan de slag zou kunnen. Daarbij zou voor hem een Nederlandse BV worden opgericht. Dat werd Dutch Tourism Innovation Platform B.V. (DTIP). Via dat bedrijf werd de Iraniër (op papier) als werknemer in dienst genomen door HanaDah B.V., een bedrijf van de bestuurder van SAD. HanaDah is op enig moment echter ontbonden en de Iraniër heeft geen arbeid verricht voor het bedrijf. Hij verbleef ook niet in Nederland in de betreffende periode. De hele samenwerking met SAD zou hem in totaal bijna een halve ton gaan kosten, waarvan de man uiteindelijk €33.000 overmaakte naar het administratiekantoor. De verblijfsvergunning van de Iraniër werd in 2020 echter ingetrokken omdat hij niet meer voldeed aan de criteria voor het zijn van kennismigrant. Uiteindelijk kreeg de man wel op een andere wijze een verblijfsvergunning.
Rechtszaak
Wel spande de man daarop een rechtszaak aan tegen SAD om zijn geld terug te vorderen. De rechtbank Oost-Brabant oordeelt onder meer dat het sluiten van de overeenkomst op zich nog geen strafbare handeling is: ‘Met het sluiten van de overeenkomst is immers in ieder geval nog geen sprake van bedrog (art. 326 Sr). Beide partijen wisten immers precies waar ze mee bezig waren en er was nog geen derde bij betrokken. Met het sluiten van de overeenkomst is voorts geen (wederrechtelijke) toegang verschaft tot Nederland of anderszins voldaan aan de vereisten van artikel 197a lid 2 Sr.’
De strekking van de overeenkomst is wel in strijd met goede zeden/openbare orde.
De strekking van de overeenkomst is echter wel in strijd met de goede zeden en de openbare orde, oordeelt de rechtbank:
‘Weliswaar betwist SAD dat de overeenkomst van 22 juni 2017 naar de strekking nietig is omdat volgens haar de detacherings-payroll-constructie die beoogd was door partijen volgens de regels van de IND was. Maar of de beoogde payroll-detacheringsconstructie op zichzelf bezien al dan niet volgens de regels was, doet hier niet ter zake nu [eiser] deugdelijk heeft toegelicht dat het mede de strekking van de overeenkomst was dat [eiser] geen betaalde arbeid zou verrichten, terwijl de constructie wel de suggestie wekte dat hij werkte en loon daarvoor ontving. SAD ontkent weliswaar dat het de bedoeling was dat [eiser] zijn eigen loonkosten (inclusief werkgeverslasten) zou betalen en het netto loon zou krijgen teruggestort, maar uit de door [eiser] overgelegde producties blijkt anders. Ook uit het feit dat [eiser] eerst bij HanaDah ‘tewerk is gesteld’ – hoewel dat geen onderdeel is van de overeenkomst van 22 juni 2017 – terwijl hij daar in die periode niet daadwerkelijk heeft gewerkt, blijkt van de bewuste intentie van partijen om de situatie anders voor te spiegelen dan deze in werkelijkheid was. De stelling van SAD dat het aan [eiser] was om ‘te investeren’ met zijn eigen onderneming DTIP, dat daaruit inkomsten en werk zouden moeten worden gegenereerd is (gelet op het voorgaande) niet geloofwaardig. Daarbij merkt de rechtbank tevens op dat de mvv kort na de overeenkomst van 22 juni 2017 is aangevraagd en uit de stellingen en producties van SAD blijkt allerminst dat destijds al concreet zicht was op een succesvolle investering. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de overeenkomst van 22 juni 2017 tot het aanvragen van een verblijfsvergunning en het optuigen van de daarbij behorende constructie naar haar strekking in strijd is met de goede zeden en de openbare orde nu deze overeenkomst en de daarop volgende handelingen gericht waren op misleiding van de IND. De strekking was immers om de IND te doen geloven dat [eiser] betaalde arbeid zou gaan verrichten in Nederland, conform de criteria die gelden voor een mvv, zodat hij aanspraak kon maken op de mvv. Dit terwijl [eiser] in feite zelf zijn loonkosten betaalde en geen arbeid verrichte. Hij was niet eens in Nederland. Dat wisten beide partijen. De constructie die partijen hiermee in gang hebben gezet strekte tot het bewust misleiden van de IND om willens en wetens op onjuiste gronden een verblijfsvergunning te verkrijgen. De regels omtrent het verstrekken van verblijfsvergunningen beogen mede de bescherming van fundamentele belangen van de Nederlandse staat, zoals [eiser] terecht stelt, en deze regels zijn hierdoor doelbewust geschaad. […]
De conclusie is dan ook dat de overeenkomst van 22 juni 2017 nietig is op grond van artikel 3:40 lid 1 BW. Dat de overeenkomst van 22 juni 2017 eerder al is opgezegd door [eiser] staat aan nietigheid niet in de weg. [eiser] heeft aldus € 33.000,00 onverschuldigd betaald. SAD zal worden veroordeeld om de betaalde bedragen terug te betalen.’
Geef een reactie