Tijdens de eerste coronamaanden in 2020 lagen ook zeilschepen voor groepen aan de ketting. Er kwam een speciale steunregeling: de Tijdelijke subsidieregeling continuïteit bruine vloot (TVLBV). Om steun te krijgen moet je echter wel aan de letter van de wet voldoen, oordeelde onlangs het College van beroep voor het bedrijfsleven.
Op 28 februari boog het College zich over twee verwante zaken. In beide gevallen ging het om exploitanten van zeilschepen, waarmee reizen voor groepen werden georganiseerd. In het eerste geval ging het om Business Investment Coach Holding uit Rotterdam. Op 18 augustus 2020 werd een ondernemer eigenaar van een driemasterzeilschip, geschikt voor 125 personen en bedoeld om als evenementenschip en ‘business-events locatie’ te worden ingezet. Haar aanvragen voor TVLBV, de Regeling subsidie vaste lasten startende MKB-ondernemingen COVID-19 (SVL) en TVL voor het vierde kwartaal van 2021 werden alle afgewezen. De rechter handhaafde de afwijzing en ook het College van beroep voor het bedrijfsleven zag geen reden de aanvragen alsnog toe te kennen.
SBI-code
De reden? Niet de juiste SBI-code in het Handelsregister. Sinds 3 september 2019 en ook op de peildatum (15 maart 2020) stond de ondernemer met de SBI-code 70.221 (Organisatiebureau) ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Om in aanmerking te komen voor de TVLBV (Tijdelijke subsidieregeling continuïteit bruine vloot) was op peildatum een registratie onder SBI-codes 5010, 5030 of 9103 vereist. Pas op 20 oktober 2020 voegde de ondernemer de SBI-code 5030 (Binnenvaart) toe aan haar inschrijving in het handelsregister. Daarmee voldeed zijn niet aan de regels om in aanmerking te komen voor de TVLBV. Op vergelijkbare gronden werd ook de aanvraag van de Regeling subsidie vaste lasten startende MKB-ondernemingen COVID-19 (SVL) terecht afgewezen, oordeelt het College.
Omzetverlies
Een andere ondernemer, die met twee historische zeilschepen vanuit Enkhuizen zeil- en fietsreizen organiseert, kan evenmin naar coronasteun fluiten. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven deelt het standpunt van de minister dat de ondernemer niet op de juiste wijze heeft bewezen dat hij ten minste dertig procent omzetverlies heeft gemaakt. Uit gegevens van de Belastingdienst blijkt dat de omzet in 2020 hoger was dan de ondernemer betoogt.
Boekhouders schuld
Volgens de ondernemer geven de omzetgegevens in zijn aangiften omzetbelasting echter geen juist beeld van zijn werkelijk behaalde omzet. De man besteedt zijn boekingen uit aan een tussenpersoon. Die ontvangt de aanbetalingen en restantbetalingen van de geboekte vakanties en maakt deze na ontvangst over aan de ondernemer. De tussenpersoon verwerkt ook de omzetbelasting, maar dit deed hij in 2019 anders dan in 2020. Daarvan is de ondernemer nu de dupe.
Eigen risico
Dat de ondernemer door een tussenpersoon op verschillende manieren zijn omzetbelasting in rekening heeft gebracht, komt voor rekening van de ondernemer en is zijn eigen risico, aldus de minister. De schipper spreekt niet tegen dat hij officieel niet aan het vereiste omzetverlies voldoet, maar die vereiste is volgens hem slechts in het leven geroepen om de regeling uitvoerbaar te maken. Hij stelt wel degelijk dat hij te maken heeft met liquiditeitsproblemen en geconfronteerd wordt met aanzienlijke vaste lasten en financieringsaflossingen. De minister concludeert dat de ondernemer niet onevenredig hard wordt getroffen. Dat de schipper gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid voor uitstel van betaling bij de Belastingdienst en leningen heeft moeten afsluiten, maakt volgens de minister niet dat er sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden om hem toch het gevraagde steungeld te geven.
Geef een reactie