RTB, dat handelt in binnenzonwering, kreeg in 2018 een nota van pensioenfonds PMT. Of het bedrijf snel een kleine 60.000 euro wilde overmaken aan niet-betaalde pensioenpremies. RTB wist niet dat het onder de verplichte pensioenregeling viel en houdt zijn administratiekantoor verantwoordelijk.
Ook het administratiekantoor wist niet dat RTB onder de verplichte pensioenregeling van PMT viel. Bij het aanvaarden van de opdracht in 2013 had het kantoor een quick scan verricht. Daarbij was gekeken of RTB onder de werkingssfeer van het meest voor de hand liggende pensioenfonds, Pensioenfonds Wonen, viel. Dat bleek niet het geval.
PMT
In april 2018 kreeg RTB van een ontevreden werknemer te horen dat het bedrijf onder de werkingssfeer van PMT zou vallen. De werknemer stuurde ook het verplichtstellingsbesluit op. RTB deed telefonisch navraag bij het administratiekantoor. Dat controleerde de SBI-code van RTB’s inschrijving bij de KvK op de website van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Per e-mail liet het kantoor aan RTB weten dat er volgens het ministerie geen sprake was van een cao en daarom ook geen verplichte pensioenregeling. Maar dat bleek niet te kloppen. In september 2018 berichtte PMT het bedrijf dat het onder haar verplichte pensioenregeling viel. Op advies van het administratiekantoor huurde RTB een gespecialiseerde pensioenadviseur in. Dit constateerde dat het bedrijf inderdaad onder de verplichte pensioenregeling viel en dat met terugwerkende kracht vanaf augustus 2015 premie moest worden afgedragen.
Eis: 90.000 euro
In een rechtszaak eiste RTB zo’n 90.000 euro van het administratiekantoor omdat het bedrijf de pensioenpremie niet aan afnemers en werknemers had kunnen doorberekenen. De boekhouder zou tekort zijn geschoten en had moeten weten (en melden) dat RTB onder de verplichte regeling van PMT viel. De rechtbank ging hier echter niet in mee. De uit artikel 4 Wet Bpf 2000 voortvloeiende verplichting om een pensioenregeling uit te voeren rust op de werkgever en kan alleen door een loonadministrateur in de loonadministratie worden verwerkt indien de werkgever zich ook daadwerkelijk heeft aangesloten bij een pensioenfonds en premies afdraagt. Dat was hier feitelijk niet het geval, zodat het administratiekantoor de loonadministratie terecht dienovereenkomstig heeft gevoerd en geen werknemers heeft aan- en afgemeld bij PMT.
Hoger beroep
Onlangs diende het hoger beroep dat RTB had aangespannen. Het hof moest de vraag beantwoorden of RTB op grond van de overeenkomst redelijkerwijs mocht verwachten dat het administratiekantoor zijn klant (ook ongevraagd) pensioenadvies had moeten geven. Het hof concludeerde dat dit niet het geval is. De overeenkomst van opdracht spreekt van dienstverlening bestaand uit assistentie bij de dagdagelijkse administratieve bedrijfsvoering van RTB, zoals het genereren van loonstroken en btw-opgaven. Over pensioenadvies repte de overeenkomst niet. Als RTB vindt dat het logisch was dat het administratiekantoor ook breder advies zou geven, had het dat voor het hof moeten onderbouwen. Dat was onvoldoende gebeurd, aldus het hof. Het feit dat het aan- en afmelden bij pensioenverzekeraars als gangbare praktijk van een administratiekantoor valt onder de verzekerde activiteiten van eigenaar van het administratiekantoor, wil niet zeggen dat het administratiekantoor de taak had RTB bij het bedrijfstakpensioenfonds aan te melden.
Ter zitting stelde RTB dat het administratiekantoor in haar beleving ‘alles regelde’. Maar het hof vond dat een redelijk bekwaam en redelijk handelend loonadministrateur geen nader onderzoek hoeft te doen naar de vraag of een klant onder een verplichte pensioenregeling valt. Daar mocht RTB ook niet vanuit gaan. Het bedrijf stelde dat het administratiekantoor had toegezegd dat RTB niet onder de werkingssfeer van een verplichte pensioenregeling viel. Ook dit lichtte RTB onvoldoende toe, vond het hof.
Onrechtmatig handelen?
RTB voerde verder aan dat de administrateur onrechtmatig heeft gehandeld. Volgens RTB heeft hij de norm geschonden van artikel 2:362 BW dat de jaarrekening een getrouw beeld moet geven van het vermogen van de onderneming. Omdat de pensioenverplichtingen niet waren verwerkt, was hiervan volgens RTB geen sprake. Of de jaarrekening tekortschoot kon volgens het hof in het midden blijven. De norm van artikel 2:362 BW richt zich tot RTB als vennootschap en niet tot de administrateur die de jaarrekening samenstelt. Als de jaarrekening niet aan deze norm voldoet is dat geen onrechtmatige daad van de administrateur jegens RTB, maar zou dat een tekortkoming van de administrateur kunnen opleveren. Al eerder stelde het hof vast dat daarvan geen sprake was.
Volgens RTB had de administrateur ook gehandeld in strijd met artikel 7 van het Voorschrift kwaliteitsbeheersing NOAB, dat bepaalt dat de opdrachtnemer bij de aanvang van de opdracht de risico’s en attentiepunten rond de opdracht beoordeelt. Dat de administrateur deze norm had geschonden, bleek voor het hof niet. Onderzoek naar een verplichte pensioenregeling behoorde niet tot de opdracht. Verder had de administrateur bij het aanvaarden van de opdracht wel onderzocht of RTB niet eerder was aangeschreven door pensioenfondsen en de eerdergenoemde quick scan uitgevoerd. Pas na het bericht van PMT en onderzoek door een gespecialiseerde pensioenadviseur bleek dat RTB onder de verplichte pensioenregeling van PMT viel. In het licht van die omstandigheden kon niet worden gezegd dat de administrateur de risico’s en aandachtspunten rond de opdracht bij de aanvang daarvan onvoldoende had beoordeeld.
Tekortschieten of onrechtmatig handelen van de administrateur was voor het hof niet komen vast te staan. Daarmee slaagde het hoger beroep niet.
Lees hier de uitspraak.
Geef een reactie