
Bij de Raad van State ligt nu een voorstel om per 1 januari 2027 vermogen te gaan belasten op basis van het werkelijke rendement. Maar de Belastingdienst heeft in augustus aan staatssecretaris Idsinga van Financiën laten weten dat die datum niet gehaald kan worden. Er wordt gewerkt aan alternatieve oplossingen, want elk jaar vertraging zou de overheid nog eens zo’n € 2 miljard aan inkomsten schelen.
Kostenpost van € 10 miljard
De staatssecretaris heeft dinsdag een brief aan de Tweede Kamer gestuurd over de stand van zaken bij het rechtsherstel dat wordt geboden in box 3, naar aanleiding van de arresten van de Hoge Raad. Vermogenden die op basis van een forfaitair rendement belasting hebben betaald, moeten beter worden gecompenseerd, oordeelde de hoogste rechter in juni.
Die compensatie krijgt daarmee meer voeten in de aarde dan de fiscus eerder had ingeschat en vraagt dus meer capaciteit, zo valt te lezen in de bijbehorende beslisnota’s. Het rechtsherstel gaat de schatkist in totaal € 10 miljard kosten, zo is de laatste raming. Maar: ‘Door de arresten van de Hoge Raad op 6 juni wordt niet meer aan de randvoorwaarden voor invoering van de Wet werkelijk rendement per 1 januari 2027 voldaan, zoals die in de uitvoeringstoets zijn geformuleerd. Daardoor zijn aanpassingen nodig in de vormgeving van het stelsel of in de planning’, zo laat het directoraat-generaal Fiscale zaken weten. ‘Implementatie van het wetsvoorstel per 1 januari 2027 is niet mogelijk.’
Aanpassingen ICT niet haalbaar
Als voorwaarde had de Belastingdienst gesteld dat de arresten geen nadelige invloed mochten hebben op de ICT-organisatie, maar dat blijkt wel het geval. ‘Op basis van de arresten zal de Belastingdienst het formulier Opgaaf Werkelijk Rendement moeten aanpassen en moet de automatische verwerking van het formulier in de keten Inkomensheffingen worden gebouwd.’ Dat vraagt extra capaciteit. En eigenlijk is er alleen capaciteit voor het doorvoeren van ‘parameterwijzigingen’, zo schrijft de fiscus in de nota. ‘Structuurwijzigingen hebben impact op de planning.’ Daardoor moet er opnieuw worden gekeken naar prioriteiten.
Hoe de prioriteiten dan komen te liggen, zal deze maand bekend worden gemaakt. Een mogelijk alternatief is om alle belastingplichtigen per 2027 tijdelijk het formulier Opgaaf Werkelijk Rendement te laten invullen.
Box III: De fiscus heeft het er maar druk mee. Dus: hoe denken ze dan om te gaan met de 22% korting op hun vaste personeelsbestand en vervolgens, als “grootverbruiker”, ook nog eens het niet meer gebruiken van diensten van (al dan niet schijn)ZZPérs? Mogen we er vast op rekenen dat de genoemde 27 t.z.t. zal worden vervangen door 37?
Als het rechtsherstel € 10 mld. Kost dan kan het MVF ook berekenen wat het belasten tegen werkelijk rendement 2017 – heden opgeleverd had als je ook het overrendement tov forfaitair rendement ook meerekend. Ook dat zal niet gaan om de postzegelkas maar die info wordt de belastingbetalers ten onrechte onthouden. Die gemiste belastingopbrengst moeten alle belastingbetalers immers ook ophoestenden dat was bij een echt rechtsherstel door de HR niet nodig geweest. Maar die HR/rechterlijke macht collaboreerde, net als bij de toeslagenaffaire, al verdacht veel samen met de overheid door de overheid ruim tijd te gunnen om e.e.a. te repareren.
Belasting wil hogere huren, woningbouw wil lagere huren.
Wil ik aan de regels van de belasting (6.17% rendement) voldoen, moet ik mijn huren verdubbelen. Compleet asociaal.
Het is goed dat er nu een plan is voor verder rechtsherstel.
Het nu bedachte rechtsherstel is echter gebaseerd op het bruto rendement zonder aftrek van kosten en inflatie.
Sparren en Beleggen wordt gedaan om op termijn meer koopkracht te hebben en dan dienen de kosten en inflatie in mindering te worden gebracht aangezien deze 1 op 1 de toekomstige koopkracht verlagen.
De Hoge Raad heeft op 6 juni 2024 een zeer discutabele definitie gegeven voor het werkelijk rendement voor box 3.
Het volgende was namelijk de basis voor Box 3 vanaf 2001.
Het betrof één forfaitair rendement dat van toepassing was voor alle posten in sparen en beleggen.
Bij de bepaling van de hoogte van het forfait zou op globale wijze rekening worden gehouden met de kosten.
Dat zou bovendien over meer jaren gemiddeld haalbaar moeten zijn met risico vrij beleggen en ook met sparen en met aftrek van inflatie. Staatsobligaties konden als referentie dienen.
Verder zouden jaren met lage rendementen zwaarder meetellen dan jaren van hoge rendementen.
Tot nu toe zijn de feiten over 23 jaar Box 3 helaas niet voldoende herkenbaar bij met name politici en veel anderen.
Een feit van Box 3 is dat de gemiddelde reële werkelijke rendementen inclusief de aftrek van de kosten en zonder enige Box 3 en dividend belasting vanaf de start in 2001 alleen voor beleggen in aandelen maar een klein beetje positief zijn geweest. Deze waren voor de overige posten negatief. Het gewogen totaal over alle posten was ook negatief.
De tot op heden veel te hoog toegepaste forfaitaire rendementen hebben met de daarop gebaseerde belastingheffing de toekomstige koopkracht voor Box 3 belastingbetalers in 23 jaar met gemiddeld circa 25% verminderd.
Indien de belastingheffing beperkt zou zijn geweest tot het niet meer belasten dan de toekomstige koopkracht gelijk houden zou er circa 80 miljard Euro minder belasting zijn geheven. In prijspeil van eind 2023 komt dat neer op circa 100 miljard Euro. Dat is dus ten onrechte geïnde belasting.
Als de nu voorgestelde wet werkelijk rendement Box 3 vanaf 2001 zou zijn toegepast zou de schade bijna net zo groot zijn en dat komt met name doordat niet is gekozen voor het reële werkelijke rendement.
Er wordt bovendien nauwelijks iets gedaan aan de schade die tot op heden is veroorzaakt.
Gezien de aangetoonde gemiddeld aanzienlijk lagere werkelijke rendementen dan vaak verondersteld van 23 jaar Box 3 en de complexiteit van het belasten van het werkelijke rendement wordt voorgesteld om terug te gaan naar de oorsprong van Box 3 met één forfaitair rendement op basis van de reële rendementen van de jongste tienjarige Nederlandse staatsobligaties minus 1% kosten.
Dat kan ook worden toegepast voor rechtsherstel vanaf belastingjaar 2017.
Het kan zelfs worden toegepast voor rechtsherstel voor de belastingjaren 2001 tot en met 2016.
De leden van de Tweede Kamer en de regering kunnen de onderbouwing terugvinden onder hun Zaaknummer 2024Z12390
Kan deze regering in het belang van alle Box 3 belastingbetalers mede op grond van de aangedragen feiten en de daarop gebaseerde voorstellen komen tot rechtvaardige en eenvoudig uitvoerbare Box 3 wetten?
Maar ZZPers aan pakken per 1 januari 2025 is geen probleem. Mensen moeten zelf weten of ze in loondienst gaan of als ZZper aan de slag. Dat moet niet door een overheid worden bepaald. Blijkbaar leven we niet in een vrij land!