Kerstarrest en juni-arresten
De kern van het Kerstarrest is dat het box 3-heffingssysteem een inbreuk vormt op het EU-verdragsrechtelijke discriminatieverbod en het eigendomsrecht. Zo’n inbreuk doet zich voor in de gevallen waarin het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijk rendement.
De juni-arresten bouwen voort op het Kerstarrest. De kern van de juni-arresten is dat in box 3 het forfaitaire rendement uitgangspunt blijft, maar dat er niet meer box 3-heffing mag worden geheven dan op basis van het werkelijk rendement.
Uitdaging
Zie daar de uitdaging voor de Belastingdienst hoe dit te verwerken. Om een idee te krijgen waarmee de Belastingdienst heeft te maken, voor wat betreft de aangehouden aangiften IB in afwachting van de Hoge Raad-arresten en de verdere uitwerking daarvan: voor 2021 betreft dit circa 300.000 aangiften, voor 2022 circa 1,7 miljoen aangiften, voor 2023 circa 1,1 miljoen aangiften. Verder zijn er circa 632.000 bezwaren en verzoeken ingediend. Circa 450.000 hiervan vallen onder de massaal bezwaar plus-procedure. Bij dit soort aantallen zijn tailor made oplossingen onmogelijk en moet de automatisering wel helpen bij de uitvoering. Dit is een gigantische klus en gaat veel capaciteit kosten bij de Belastingdienst.
Brief 18 juli 2024
De staatssecretaris van Financiën, Fiscaliteit en Belastingdienst heeft op 18 juli 2024 een brief gestuurd naar de Eerste en Tweede Kamer met een eerste reactie op de juni-arresten van de Hoge Raad inzake box 3.3 In deze brief geeft de staatssecretaris een analyse, een planning inzake het rechtsherstel en het informeren van belastingplichtigen.
De staatssecretaris refereert in zijn brief aan het feit dat de Hoge Raad in zijn juni-arresten aangeeft dat het aan de belastingplichtige is aannemelijk te maken dat het werkelijk rendement lager is dan het forfaitaire rendement. De staatssecretaris merkt op dat dit ertoe noopt een tegenbewijsregeling te introduceren. De praktische invulling hiervan is het digitale formulier “Opgaaf werkelijk rendement”. Hiermee kunnen (moeten) belastingplichtigen de gegevens aanleveren en dit moet het voor de Belastingdienst mogelijk maken het ook te verwerken.
Het ontwikkelen van het formulier kost tijd en zal tevens de nodige ICT-capaciteit gaan claimen. De staatssecretaris geeft aan dat het ontwikkelen van het formulier al vergevorderd is, maar dat er nog wordt gewerkt aan een aantal belangrijke zaken, zoals het inbouwen van een partnerverdeling en een functionaliteit waarmee belastingplichtigen hun forfaitaire rendement kunnen vergelijken met hun werkelijk rendement. Dit zou inderdaad voor de praktijk wel een mooie functionaliteit zijn. Ook is het een aanzienlijke klus de systemen van de Belastingdienst zo in te richten dat de formulieren ook daadwerkelijk kunnen worden verwerkt. De verwachting nu is dat het formulier in de zomer van 2025 ter beschikking komt. Nog even wachten dus.
Werkelijk rendement
De staatssecretaris geeft aan dat de Hoge Raad een aantal handvatten heeft gegeven om het werkelijk rendement te berekenen. Uit de brief is op te maken dat de staatssecretaris hierbij zo dicht mogelijk wil aansluiten. Hij heeft uit de juni-arresten de volgende uitgangspunten gedestilleerd, die als leidraad gelden voor de hersteloperatie:
- de belastingplichtige dient de omvang van het werkelijk rendement aannemelijk te maken, de bewijslast ligt zodoende bij hem/haar;
- het begrip “werkelijk rendement” omvat naast de reguliere voordelen uit vermogen (zoals rente, dividend en huur) ook de positieve en negatieve waardeveranderingen van dat vermogen, ongeacht of deze al dan niet zijn gerealiseerd;
- het werkelijk rendement wordt bepaald aan de hand van het totale (belaste) vermogen in box 3, het rendement op vrijgesteld vermogen blijft buiten beschouwing;
- het werkelijk rendement wordt berekend op jaarbasis, er is geen mogelijkheid verlies te verrekenen met andere jaren;
- rente op de schulden in box 3 komen in aftrek, overige kosten niet;
- de waardering sluit aan bij de huidige wettelijke bepalingen, daarbij wordt de waardeverandering van een woning bepaald aan de hand van de WOZ-waarden aan het begin en eind van het jaar. Andere activa en passiva worden gewaardeerd naar de waarde in het economische verkeer;
- er wordt geen rekening gehouden met inflatie; er geldt geen significantiemarge, zelfs een verschil van € 1 leidt zodoende tot herziening.
Ook geeft de staatssecretaris aan dat er nog onduidelijkheden zijn. Deze worden nog nader onderzocht. Het idee is dat ook deze punten worden verwerkt in het formulier. Dit betreft volgens de staatssecretaris de volgende vraagstukken:
- Levert het eigen gebruik van onroerende zaken (denk bijvoorbeeld aan de tweede woning) een voordeel op dat tot het werkelijk rendement moet worden gerekend?
- Hoe moet de waardeontwikkeling van woningen worden bepaald als de woning gedurende het jaar wordt ge- of verkocht?
- Wat zijn de effecten voor woningen ten aanzien van buitenlandsituaties en het toepassen van de schuldendrempel?
Doelgroep
De Hoge Raad heeft zich niet uitgelaten over de vraag voor wie het aanvullend rechtsherstel gaat gelden. De staatssecretaris geeft aan dat hij de doelgroep in augustus 2024 wil vaststellen. Dat wordt een interessant moment. Er loopt immers nog een procedure bij de Hoge Raad over de positie van de niet-bezwaarmakers.
Zodra de definitie van werkelijk rendement is vastgesteld en er is bepaald voor welke belastingplichtigen het nader rechtsherstel gaat gelden, start de Belastingdienst met het uitvoeren van dit nader rechtsherstel.
De staatssecretaris geeft de volgende planningstabel in zijn brief, waarbij hij nadrukkelijk aangeeft dat het een indicatieve planning is.
Ten slotte
Het gaat nog even duren alvorens er kan worden gaan gewerkt met het werkelijk rendement. Naar het zich laat aanzien gaat het digitaal formulier “Opgaaf werkelijk rendement” ook voor de belastingplichtige een handig (en naar het zich laat aanzien ook verplicht) hulpmiddel zijn.
Of dit formulier voor iedereen gaat werken of dat iedereen de uitwerking van het werkelijk rendement volgens dit formulier ook gaat accepteren, zal de toekomst moeten leren. Een van de opvallende handvatten die de Hoge Raad heeft gegeven, is dat alleen rente op de schulden in box 3 in aftrek komen, overige kosten niet. Dat kosten niet mogen worden meegenomen, wringt toch wel bij wat men gewoonlijk verstaat onder werkelijk rendement. Aannemelijk is dat hierover nog verder gaat worden geprocedeerd.
Zoals zo vaak bij dit onderwerp. Wordt vervolgd …
Andor Valkenburg is belastingadviseur bij Newtone
1. Hoge Raad 24 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1963.
2. Hoge Raad 6 juni 2024, ECLI:NL:HR:2024:704, ECLI:NL:HR:2024:705, ECLI:NL:HR:2024:771, ECLI:NL:HR:2024:756 en ECLI:NL:HR:2024:813.
Naast de 6 juni-arresten heeft de Hoge Raad op 14 juni nog een aantal box 3-arresten gewezen: Hoge Raad 14 juni 2024, ECLI:NL:HR:2024:855, ECLI:NL:HR:2024:856, ECLI:NL:HR:2024:857 en ECLI:NL:HR:2024:860.
3. Brief 18 juli 2024, Analyse arresten Hoge Raad over box 3 en proces rechtsherstel, kenmerk 2024-0000372058. Brief aan Eerste of Tweede Kamer – Analyse arresten Hoge Raad over box 3 en proces rechtsherstel (overheid.nl)
Deze bijdrage komt uit Accountancy Vanmorgen met als thema ICT en kengetallen. Dit magazine is verschenen in september 2024. Zie: https://www.accountancyvanmorgen.nl/kennisdoc/av2-2024-ict-en-kengetallen
Geef een reactie