De box 3-heffing houdt ons nu bezig en zal ons nog wel een tijdje blijven bezighouden. Het eind van de tunnel is in zicht, maar de tunnel wordt wel steeds langer. De Belastingdienst heeft recentelijk aangegeven dat ze het nieuwe systeem, dat per 1 januari 2027 zou moeten worden ingevoerd, automatiseringstechnisch niet voor elkaar krijgen. We zullen zien wat dit gaat betekenen. Veelbesproken zijn ook de juni-arresten van dit jaar, waarin de Hoge Raad nadere richtlijnen geeft voor het invullen van het “werkelijk rendement”. Op Prinsjesdag heeft de staatssecretaris van financiën, fiscaliteit en Belastingdienst een brief naar de Tweede Kamer gestuurd over de stand van zaken rechtsherstel box 3. Belangrijke onderdelen van deze brief zijn een nadere invulling van de doelgroep voor het aanvullend rechtsherstel en een verdere invulling van het begrip “werkelijk rendement”. Een belangrijk hulpmiddel bij het aanvullend rechtsherstel wordt het formulier “Opgaaf werkelijk rendement”.
Wat is box 3-heffing?
De box 3-heffing is de belasting die wordt geheven op het vermogen dat een persoon bezit. Dit vermogen bestaat uit spaargeld, beleggingen, een tweede woning of andere vormen van bezit (exclusief het eigen huis, dat valt in box 1). In het huidige systeem wordt belasting geheven over het “forfaitaire rendement”, oftewel een geschat rendement dat men volgens de overheid zou behalen met dit vermogen. Dit stelsel heeft echter veel kritiek gekregen, omdat het forfaitaire rendement in de praktijk vaak niet overeenkomt met het werkelijke rendement dat belastingplichtigen realiseren.
Kerstarrest en juni-arresten
Het grote keerpunt voor de box 3-heffing kwam in december 2021 met het zogenoemde “Kerstarrest” van de Hoge Raad. De kern van dit arrest is dat het box 3-heffingssysteem een inbreuk vormt op het EU-verdragsrechtelijke discriminatieverbod en het eigendomsrecht. Zo’n inbreuk doet zich voor in de gevallen waarin het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijk rendement. De juni-arresten1 bouwen voort op het Kerstarrest. De kern van de juni-arresten is dat in box 3 het forfaitaire rendement uitgangspunt blijft, maar dat niet meer box 3-heffing mag worden geheven dan op basis van het werkelijk rendement.
Brieven 18 juli en 17 september
De staatssecretaris van financiën, fiscaliteit en Belastingdienst heeft op 18 juli 2024 een brief naar de Eerste en Tweede Kamer gestuurd met een eerste reactie op de juni-arresten van de Hoge Raad inzake box 3.2 In deze brief geeft de staatssecretaris een analyse, en een planning inzake het rechtsherstel en het informeren van belastingplichtigen. Dinsdag 17 september 2024 was niet alleen Prinsjesdag, de dag waarop het kabinet het Belastingplan 2025 presenteerde, maar ook de dag waarop de staatssecretaris van financiën, fiscaliteit en Belastingdienst een brief naar de Tweede Kamer stuurde inzake de stand van zaken rechtsherstel box 3.3 In deze brief gaat de staatssecretaris in op een aantal nog openstaande zaken:
- de doelgroep voor het aanvullend rechtsherstel (werkelijk rendement);
- eigen gebruik van onroerende zaken;
- aan- en verkoop van woningen gedurende het jaar;
- voorkoming dubbele belasting;
- toepassing schuldendrempel;
- toepassing vrijstelling groen beleggingen.
Ook wordt nader ingegaan op het proces en de planning.
Nader rechtsherstel
Er wordt wetgeving voorbereid voor het nader rechtsherstel (“Wet tegenbewijsregeling box 3”). Het idee is dat dit in het eerste kwartaal 2025 wordt aangeboden aan de Tweede Kamer en de streefdatum van invoering is 1 juni 2025, met terugwerkende kracht naar 1 januari 2017. Dan zou ook het digitale formulier “Opgaaf werkelijk rendement” beschikbaar moeten zijn.
Opgaaf werkelijk rendement
De staatssecretaris refereert in zijn brief van 18 juli aan het feit dat de Hoge Raad in zijn juni-arresten aangeeft dat het aan de belastingplichtige is aannemelijk te maken dat het werkelijk rendement lager is dan het forfaitaire rendement. De staatssecretaris merkt op dat dit noopt tot de introductie van een tegenbewijsregeling. De praktische invulling hiervan is het digitale formulier “Opgaaf werkelijk rendement”. Hiermee kunnen (moeten) belastingplichtigen de gegevens aanleveren en dit moet het voor de Belastingdienst mogelijk maken deze ook te verwerken.
Het ontwikkelen van het formulier kost tijd en zal ook de nodige ICT-capaciteit claimen. De staatssecretaris geeft aan dat de ontwikkeling van het formulier al ver gevorderd is, maar dat er nog wordt gewerkt aan een aantal belangrijke zaken, zoals het inbouwen van een partnerverdeling en een functionaliteit waarmee belastingplichtigen hun forfaitaire rendement kunnen vergelijken met hun werkelijk rendement. Dit zou inderdaad voor de praktijk wel een mooie functionaliteit zijn.
Een aanzienlijke klus is ook de systemen van de Belastingdienst zodanig in te richten dat de formulieren ook daadwerkelijk kunnen worden verwerkt. Het invullen en indienen van het digitaal formulier “Opgaaf werkelijk rendement” zal worden gezien als een verzoek tot ambtshalve vermindering. Dit zal dan gelden voor de belastingjaren 2020 en verder. Als het tenminste lukt om het formulier inderdaad in de loop van 2025 ter beschikking te hebben, zoals gepland. Een heikel punt hierbij is namelijk nog het eigen gebruik van de tweede woning. Het kabinet is van oordeel dat het eigen gebruik van een onroerende zaak onderdeel is van het werkelijk rendement. De hoogte van dit rendement wordt gegeven door de werkelijke economische huurwaarde van de onroerende zaak. De economische huurwaarde is de huurprijs die bij verhuur onder normale omstandigheden kan worden bedongen. De advocaat-generaal heeft al anders geconcludeerd. Er lopen over dit onderwerp diverse procedures bij de Hoge Raad. De verwachting is dat de Hoge Raad in ten minste een van deze procedures nog dit jaar uitspraak doet. Aangegeven wordt dat, mocht het arrest van de Hoge Raad aanleiding geven tot aanpassing van het digitaal formulier “Opgaaf werkelijk rendement”, dit gevolgen kan hebben voor de planning (c.q. het formulier kan dan later ter beschikking komen).
De doelgroep
De overheid heeft gekozen voor een niet te beperkte doelgroep. In beginsel kan iedereen die in aanmerking kwam voor het eerste rechtsherstel nu ook aanvullend rechtsherstel krijgen. Dit geldt ook als een aanslag ten tijde van de arresten van 6 juni 2024 al onherroepelijk vaststond. Hier geldt wel als voorwaarde dat binnen de 5-jaarstermijn een verzoek om ambtshalve vermindering is ingediend.
Het nieuwe box 3-stelsel
Het eerste idee was dat er vanaf 2026 een definitief nieuw stelsel zou worden ingevoerd voor de box 3-heffing. Dat was al uitgesteld naar 2027. Recentelijk heeft de Belastingdienst aangegeven dat zij dat automatiseringstechnisch niet voor elkaar krijgt. We zullen zien wat dit gaat betekenen. Het nieuwe stelsel zal worden gebaseerd op het werkelijke rendement dat belastingplichtigen behalen op hun vermogen. Dit betekent dat mensen belasting gaan betalen over de werkelijke inkomsten uit bijvoorbeeld spaargeld, aandelen, en vastgoed, in plaats van over een geschat rendement. Merk op dat de overheid en de
Hoge Raad onder “werkelijk rendement” niet altijd verstaan wat er over het algemeen onder wordt verstaan. Wat bijvoorbeeld te denken van het feit dat de Hoge Raad bij het bepalen van het werkelijk rendement het logisch vindt dat kosten (afgezien van rente op schulden) niet in aanmerking worden genomen! In het wetsvoorstel worden kosten vooralsnog wel meegenomen, maar het moet nog worden ingediend bij de Tweede Kamer.
Ten slotte
De box 3-perikelen zijn nog lang niet ten einde. We zullen er nog wel het nodige over horen en het zal een pad blijven dat is bezaaid met veel doornentakken. Wat was de oude spreuk van de Belastingdienst ook al weer? “Leuker kunnen we het niet maken …”
Andor Valkenburg is belastingadviseur bij Newtone.
Deze bijdrage komt uit de AV-Top 50. Dit magazine is verschenen in december 2024. Zie: https://www.accountancyvanmorgen.nl/kennisdoc/av3-2024-av-top-50-2024/
1 Hoge Raad 6 juni 2024, ECLI:NL:HR:2024:704, ECLI:NL:HR:2024:705, ECLI:NL:HR:2024:771, ECLI:NL:HR:2024:756 en ECLI:NL:HR:2024:813. Naast de 6 juni-arresten heeft de Hoge Raad op 14 juni nog een aantal box 3-arresten gewezen: Hoge Raad 14 juni 2024, ECLI:NL:HR:2024:855, ECLI:NL:HR:2024:856, ECLI:NL:HR:2024:857 en ECLI:NL:HR:2024:860.
2 Brief 18 juli 2024, Analyse arresten Hoge Raad over box 3 en proces rechtsherstel, kenmerk 2024-0000372058
3 Brief 17 september, 2024, Stand van zaken rechtsherstel box 3, kenmerk 2024-0000443291
Geef een reactie