
Lucratiefbelangregeling
De lucratiefbelangregeling is per 2009 ingevoerd. Hiermee zijn voordelen uit lucratief belang belast in box 1. De belastingplichtige kan deze heffing in box 1 inruilen voor een (lagere) heffing in box 2 (aanmerkelijkbelangvariant). Dan moet de belastingplichtige het lucratief belang onderbrengen in een kapitaalvennootschap. Deze vennootschap moet de voordelen uit lucratief belang voor minimaal 95% doorstoten naar privé, die dan zijn belast in box 2. Hiermee kwam een eind aan veel discussies of deze voordelen belast zijn in box 1 als loon uit dienstbetrekking of als resultaat uit overige werkzaamheden (standpunt Belastingdienst) of in box 3 omdat sprake was van specifieke aandelen of een winstrecht (vaak het standpunt van belastingplichtigen).
Motie Kamer
Met de motie-Idsinga c.s. [1] heeft de Tweede Kamer eerder aan het kabinet gevraagd om voordelen uit lucratief belang te belasten in box 1 en daarmee in feite de route naar box 2 af te sluiten. Toenmalig staatssecretaris Van Rij zegde naar aanleiding van de aangenomen motie bij een debat in april 2024 toe om onderzoek te doen naar de huidige lucratiefbelangregeling in de inkomstenbelasting. Naar aanleiding van die toezegging startte het ministerie van Financiën een onderzoek. Staatssecretaris Van Oostenbruggen heeft nu de resultaten daarvan naar de Kamer gestuurd.
Uitkomsten onderzoek
Uit het onderzoek van het ministerie van Financiën blijkt dat de huidige lucratiefbelangregeling belangrijke voordelen kent, schrijft Van Oostenbruggen:
Met name is onderzoek gedaan naar genoemde aanmerkelijkbelangvariant. Hierbij is ook bezien of en zo ja, op welke wijze, al dan niet geclausuleerd, een alternatieve vormgeving mogelijk en wenselijk is. Hiervoor zijn de volgende twee varianten voor een andere vormgeving van de lucratiefbelangregeling nader onderzocht:
a. een heffing in box 1 via de loonbelasting of resultaat uit overige werkzaamheden (de huidige hoofdregel); en
b. een heffing in box 2 met een multiplier voor lucratief belang.
Bij de eerstgenoemde alternatieve variant (a.) is de informatiepositie van de Belastingdienst beter geborgd dan onder de huidige regeling. Bij die variant is het namelijk gemakkelijker voor de Belastingdienst om toezicht te houden op de heffing over carried interest. Maar deze variant betekent wel een fundamentele herziening van de huidige lucratiefbelangregeling en vraagt daarom veel van de wetgevings- en uitvoeringscapaciteit. De tweede alternatieve variant (b.) vergt een minder vergaande aanpassing van de huidige lucratiefbelangregeling. Beide varianten hebben uitvoeringsgevolgen voor de Belastingdienst.
Vanwege een lopende procedure is het onzeker of een gewijzigde lucratiefbelangregeling en daarmee een andere heffing op voordelen uit lucratief belang ook onder de Nederlandse belastingverdragen geëffectueerd kan worden. Daarnaast valt op dat de huidige lucratiefbelangregeling voor duidelijkheid en rechtszekerheid heeft gezorgd, zowel voor belastingplichtigen met een lucratief belang als voor de Belastingdienst. Daar komt bij dat huidige aanmerkelijkbelangvariant ook tot stabielere belastingopbrengsten heeft geleid doordat de met een lucratief belang gerealiseerde voordelen niet langer forfaitair werden belast in box 3, maar in box 1 of via de aanmerkelijkbelangvariant in box 2. Verder is het van belang dat het toepasselijke tarief voor voordelen uit lucratief belang (via box 2) niet uit de pas loopt met het tarief dat de ons omringende landen hanteren voor dergelijke voordelen. Het afsluiten van de route naar een heffing in box 2 zal naar verwachting leiden tot een verstoring van de goedlopende, op samenwerking gerichte uitvoeringspraktijk, met forse uitvoeringsgevolgen.
Het rapport sluit af met het advies om dan ook op korte termijn geen wijziging in de huidige lucratiefbelangregeling aan te brengen en tegelijkertijd voor beide alternatieve varianten een internetconsultatie te starten. De praktijk kan dan hierop reageren waarna besluitvorming over een het al dan niet aanpassen van de huidige lucratiefbelangregeling kan plaatsvinden. Het kabinet zal daarom in het voorjaar van 2025 de internetconsultatie van deze varianten starten. Het is daarnaast wenselijk de lucratiefbelangregeling niet eerder te wijzigen dan bij het indienen van het nieuwe box 3-stelsel. Het doel daarvan is het voorkomen dat een eventuele wijziging in de lucratiefbelangregeling niet goed aansluit op het nieuwe box 3-stelsel.
Kamerbrief over onderzoek lucratiefbelangregeling
[1] Kamerstukken II, 2023-24, 25087 nr. 335.
Geef een reactie