
De fiscale behandeling van deze aankoopkosten is een van de uitdagingen in de vennootschapsbelasting en omzetbelasting. In dit artikel gaan we hier wat nader op in en besteden ook aandacht aan recente jurisprudentie voor de vennootschapsbelasting over dit onderwerp. We staan ook kort stil bij de btw-behandeling.
Deelnemingsvrijstelling en de niet-aftrekbaarheid van aankoopkosten
In Nederland is de deelnemingsvrijstelling in de vennootschapsbelasting een belangrijk fiscaal instrument dat voorkomt door winsten die door een dochteronderneming worden gerealiseerd, dubbel worden belast bij de moedermaatschappij. De deelnemingsvrijstelling houdt in dat voordelen uit hoofde van een deelneming, zoals ontvangen dividenden en vermogenswinsten bij verkoop, zijn vrijgesteld van vennootschapsbelasting.
Deze vrijstelling heeft echter ook gevolgen voor de aftrekbaarheid van kosten die samenhangen met het verwerven of vervreemden van een deelneming. Sinds 2002 zijn de kosten die direct verband houden met de aankoop van een deelneming niet langer aftrekbaar voor de vennootschapsbelasting; deze dienen te worden geactiveerd als onderdeel van de verkrijgingsprijs van de deelneming. Vanaf 2007 geldt deze niet-aftrekbaarheid ook voor kosten die verband houden met de verkoop van een deelneming.1
Transitorische post
Het recente besluit deelnemingsvrijstelling2 introduceert een belangrijk nieuw element: de transitorische post. Dit is een tijdelijke correctiepost in de vennootschapsbelasting waarmee bepaalde kosten die verband houden met het verwerven of vervreemden van een deelneming geleidelijk ten laste van de winst kunnen worden gebracht. Als later blijkt dat bepaalde voordelen niet onder de deelnemingsvrijstelling vallen en wél belast zijn, dan kunnen de eerder geactiveerde kosten alsnog in mindering worden gebracht op de winst.
Definitie en voorbeelden
De niet-aftrekbare aankoopkosten zijn kosten die een rechtstreeks oorzakelijk verband hebben met het verwerven van de deelneming. Dit betekent dat deze kosten zonder de aankooptransactie niet zouden zijn gemaakt. Denk hierbij bijvoorbeeld aan kosten voor accountants, advocaten, notarissen, bemiddelingskosten voor makelaars, kosten van eigen werknemers die betrokken zijn bij de acquisitie, en dergelijke. Deze kosten moeten worden geactiveerd als onderdeel van de verkrijgingsprijs van de deelneming en mogen niet direct ten laste van de winst worden gebracht.
Geschikt tijdstip
Een belangrijke vraag is vanaf welk moment de gemaakte kosten als niet-aftrekbaar worden beschouwd. In de praktijk wordt vaak het moment van ondertekening van de intentieverklaring of het moment waarop redelijkerwijs te verwachten is dat de aankoop zal doorgaan, gezien als het startpunt voor de niet-aftrekbaarheid van de aankoopkosten. Kosten die vóór dit moment zijn gemaakt, vallen doorgaans niet onder de aftrekbeperking en kunnen dus wel in aftrek op de winst worden gebracht.
Kosten niet-doorgegane acquisitie
Volgens de geldende fiscale regels zijn kosten die zijn gemaakt in het kader van een niet-doorgegane of mislukte overnamepoging wél aftrekbaar. De achterliggende gedachte hierbij is dat deze kosten niet hebben geleid tot het verwerven van een deelneming en dat het zonder deelneming niet mogelijk is de deelnemingsvrijstelling toe te passen. Van belang is dat het causale verband tussen deze kosten en de niet-doorgegane acquisitie kan worden aangetoond.
Financieringskosten
Zoals zo vaak, voor elke regel geldt wel een uitzondering. Dat geldt in dit geval voor de financieringskosten. Hoewel de directe aankoopkosten van een deelneming niet aftrekbaar zijn, geldt dit niet voor de financieringskosten die samenhangen met het aantrekken van vreemd vermogen voor de acquisitie. Deze kosten, zoals rente, afsluitprovisies en dergelijke, zijn in principe wel aftrekbaar. Denk er hierbij nog wel aan of eventuele renteaftrekbeperkingen van toepassing zijn. Het is in de praktijk dus aan te raden een onderscheid te maken tussen aankoopkosten en financieringskosten. Waaronder de kosten voor een due diligence. Vaak moet zo’n rapport er ook zijn voor de financieringsinstelling. Bij een juiste formulering van de opdracht voor een due diligence kan (een deel van) de kosten onder de financieringskosten vallen.
Het “nuttig of nodig”-criterium
Uit recente jurisprudentie blijkt het zogenoemde “nuttig of nodig”-criterium. Dit criterium houdt in dat als een bedrijf kosten maakt die weliswaar verband houden met de overname, maar die niet strikt noodzakelijk zijn voor de totstandkoming van de transactie, deze mogelijk toch aftrekbaar zijn. In de praktijk leidt dit tot discussies over kostenposten zoals strategische analyses, algemene consultancykosten, kosten van eigen personeel die indirect bijdragen aan de overnamebeslissing.
Een belangrijke overweging in de jurisprudentie is of de gemaakte kosten een “onmisbare voorwaarde” waren voor de transactie. Indien bijvoorbeeld een due-diligenceonderzoek essentieel is voor het al dan niet doorgaan van een overname, dan vallen de bijbehorende advieskosten onder de niet-aftrekbare aankoopkosten. Echter, indien een onderneming voorafgaand aan een mogelijke overname allerhande strategische onderzoeken uitvoert, onderzoekt wat de markt is en dergelijke, zonder dat er al een specifieke overnamekandidaat in beeld is, dan kunnen deze kosten in beginsel wel aftrekbaar zijn.
Aandachtspunt is ook dat de Hoge Raad nadrukkelijk heeft gesteld dat niet alleen externe kosten moeten worden meegenomen, maar ook de kosten van eigen personeel. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het personeel werkzaam op een acquisitieafdeling, de directeur die uren per week besteedt aan acquisitie, de juridische afdeling die behulpzaam is, en dergelijke. Deze kosten moeten dan worden toegerekend aan de acquisitie en zijn dan ook niet-aftrekbaar. Dit zal in de praktijk niet altijd gebeuren en daarnaast zal het in veel gevallen ook een aardige uitdaging zijn om deze kosten in kaart te brengen en toe te rekenen.
Aankoopkosten deelneming
Naast de vennootschapsbelasting speelt ook de btw. De vraag of een onderneming de btw op deze kosten in aftrek mag brengen, hangt af van verschillende factoren, zoals het gebruik van de deelneming en de aard van de kosten. Kort gezegd geldt het volgende:
• Voor zogenoemde passieve holdings, dat zijn holdings zonder btw-belaste activiteiten, zal gelden dat deze geen recht op btw-vooraftrek zullen hebben op de aankoopkosten van een deelneming.
• Voor zogenoemde actieve holdings, dat zijn holdings die wel btw-belaste activiteiten verrichten, bijvoorbeeld management en/of servicediensten, zal gelden dat zij wel recht hebben op btw- vooraftrek op de aankoopkosten van een deelneming, mits er een direct verband is met de belaste activiteiten.
• Er zijn ook holdings die btw-belaste en btw-onbelaste prestaties verrichten. Daar zal een pro-ratabenadering aan de orde zijn.
• De btw-herzieningsregeling kan ook nog een rol spelen. In het geval een holding aanvankelijk geen btw-aftrek heeft toegepast, maar later alsnog belaste prestaties gaat verrichten aan de deelneming, dan kan mogelijk een deel van de eerder betaalde btw worden teruggevorderd via de herzieningsregeling. Dit geldt voor een periode van maximaal vijf jaar.
Transitorische post en btw
Het louter houden van een deelneming wordt volgens de btw-regels niet beschouwd als een economische activiteit. Dit betekent dat (i) De aankoopkosten van een deelneming in principe geen recht geven op btw-aftrek (ii) dit geldt voor kosten zoals juridische advisering, due diligence, accountantskosten, bankprovisies en dergelijke. De btw op aankoopkosten blijft een kostenpost voor de onderneming, tenzij er sprake is van een aanvullende economische activiteit.
Als een bedrijf naast het houden van de deelneming btw-belaste economische activiteiten verricht, kan de btw op bepaalde kosten wél aftrekbaar zijn voor de btw. Dit is bijvoorbeeld het geval als de holding belaste managementdiensten (met btw) verleent aan de deelneming. Het is derhalve voor de btw van belang dat de aankoopkosten kunnen worden toegerekend aan btw-belaste prestaties.
Zoals je ziet, blijven de aankoopkosten van een deelneming ook fiscaal een aardige uitdaging.
Tijdig aandacht besteden aan de kwalificatie en toerekening is zeker aan te bevelen.
Tekst: Andor Valkenburg
Andor Valkenburg is belastingadviseur bij Newtone.
1 Zie artikel 13, lid 1 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Hierin staat dat bij het bepalen van de winst de voordelen uit hoofde van een deelneming, evenals de kosten ter zake van de verwerving of vervreemding van die deelneming, buiten beschouwing blijven.
2. Besluit Deelnemingsvrijstelling, 18 december 2024, nr. 2024-27232
Deze bijdrage komt uit het AV-magazine met als thema Fusies en overnames. Dit magazine is verschenen in april 2025. Zie https://www.accountancyvanmorgen.nl/kennisdoc/av-1-2025-fusies-en-overnames/
Geef een reactie