
Zaak nrs: 24/4273 en 24/4274 Wtra AK
Klaagster is eigenaar van een zorginstelling die Wmo- en jeugdhulp aanbiedt in Noord-Holland. Zeven gemeenten in de regio IJmond en Kennemerland vermoedden fraude en schakelden het onderzoeks- en adviesbureau van twee RA’s in. Hun rapport, opgeleverd in juni 2023, vormde voor de gemeenten aanleiding om een rechtszaak aan te spannen. Ze eisten in totaal 970.000 euro terug. Er werd tevens beslag gelegd op haar bezittingen.
De rechtbank Noord-Holland wees echter alle vorderingen af. De belangrijkste reden: het rapport waarop de gemeenten hun claims baseerden, was volgens de rechtbank ondeugdelijk. Klaagster had veel kritiek op het rappoprt. Die had onder meer betrekking op onjuiste aannames over het aantal gewerkte uren per fte. De RA’s zouden zijn uitgegaan van (lage) gemeentelijke tarieven en een foutief aantal fte’s. Klaagster bracht deze bezwaren al in maart 2023 bij ontvangst van het conceptrapport naar voren, maar die zijn door noch de accountants noch door de gemeenten meegenomen. Dit woog zwaar in de afwijzing van de vorderingen.
De gang van zaken leidde ertoe dat klaagster een tuchtklacht indiende. Volgens haar advocaat Willemijn Jonker was er sprake van onzorgvuldig en onprofessioneel handelen: “Mijn cliënt is hier ten onrechte als fraudeur gebrandmerkt. De gevolgen hadden voor haar zeer ingrijpend kunnen zijn.”
Volgens Jonker bevatte het rapport ook geen eigen onderzoek naar de administratie van klaagster, terwijl die wél beschikbaar was. In plaats daarvan baseerden de RA’s zich op louter op jaarrekeningen en informatie van de gemeenten. Ze bestempelde het rapport als ‘waardeloos’.
De RA’s verdedigden zich met het argument dat hun werk geen oordeel bevatte en slechts een weergave van feitelijke bevindingen was. Hoor- en wederhoor was daarom volgens hun advocaat Hendrik Sytema niet nodig. De gemeenten hadden volgens hem de taak om met de resultaten naar klaagster te gaan.
Die redenering ging er bij klaagster en haar advocaat niet in. “Quatsch,” aldus Jonker. Volgens haar betrof het duidelijk een persoonsgericht onderzoek. “En stel het was wel een rapport van feitelijke bevindingen – ook daarbij hoort hoor- en wederhoor.”
Ook het inschakelen van de echtgenote van een van de RA’s, een ouderenpsychiater, als deskundige riep vragen op. Zij beoordeelde of in dossiers sprake was van begeleiding of behandeling. Klaagster vond dat dit leidde tot belangenverstrengeling.
Een belangrijk discussiepunt tijdens de zitting was de aard van het onderzoek. Hoewel de RA’s volhielden dat het geen fraudeonderzoek betrof, stond in het controleplan expliciet vermeld dat het doel was te bepalen of sprake was van fraude. Het woord ‘fraude’ kwam daarin elf keer voor. Ook uit e-mails bleek dat het onderzoek als zodanig werd gepresenteerd.
Het ontbreken van RA-titels onder het rapport riep eveneens vragen op. Volgens de accountants was dit om ‘de schijn van assurance te vermijden’. De voorzitter vroeg zich af waarom dit dan niet expliciet in het rapport stond vermeld.
Tot slot kwam aan bod of de RA’s wisten dat hun rapport zou worden gebruikt in een rechtszaak. Dat was inderdaad het geval. Zij waren vooraf ingelicht door de gemeenten en hadden hun ongenoegen daarover uitgesproken, maar het rapport uiteindelijk toch niet ingetrokken. “Dan hadden we of problemen gekregen met klaagster of met de gemeente,” aldus een van de accountants.
De zaak heeft diepe sporen nagelaten. Klaagster vertelde over een ‘afschuwelijke tijd’ met angsten en paniekaanvallen. Haar relatie liep stuk. Aan de kant van de RA’s zijn eveneens gevolgen merkbaar: een van hen is herstellende van een hartinfarct, zijn vrouw, de psychiater die als deskundige was ingeschakeld, zit thuis met een burn-out, en het adviesbureau ligt stil. “We hebben er lering uitgetrokken,” aldus deze RA.
Geef een reactie