De zaak begon in 2020, toen de vof (waaronder de slagerij hing) de samenwerking met Elferink beëindigde. De accountant had in de jaren daarvoor administratieve en fiscale diensten geleverd aan de slagerij en aan de holding van de familie, waaronder de samenstelling van jaarrekeningen, belastingaangiften en advies over een herstructurering van het bedrijf. Volgens Elferink waren aanvullende werkzaamheden uitgevoerd die buiten de vaste maandelijkse vergoeding vielen. Daarvoor stuurde zij in 2020 zes facturen, met een totaalbedrag van ruim 22.000 euro.
Schadevergoeding
De vof weigerde te betalen omdat zij vond dat het meerwerk onder het maandelijkse vergoeding viel. Er was nooit concreet over aanvullende kosten gesproken, dus Elferink kon zich nergens op beroepen, meende de vennoten. Zij kaatsten de bal terug en eisten een schadevergoeding omdat Elferink haar opdrachten niet naar behoren zou hebben uitgevoerd. De rechtbank wees in 2023 zowel de vordering van Elferink als de tegenvordering van de vof af. Beide partijen gingen in hoger beroep.
Buiten de opdracht?
In hoger beroep onderzocht het hof de inhoud van de oorspronkelijke opdracht. Volgens correspondentie uit 2016 was afgesproken dat Elferink de administratie, belastingaangiften en jaarstukken zou verzorgen voor een vast bedrag van 730 euro per maand, exclusief btw. Daarnaast werd een eenmalige vergoeding van 2.750 euro afgesproken voor de fusie, liquidatie en inbreng van ondernemingen in de nieuwe vof-structuur. Elferink stelde dat de later gefactureerde posten – onder meer advisering bij financieringsaanvragen, personeelszaken, de opening van een tweede vestiging en een hypotheekaanvraag – buiten deze opdracht vielen en dus als meerwerk vergoed moesten worden.
Slechte afspraken
Het hof ging daar niet in mee en oordeelde dat Elferink onvoldoende duidelijk had gemaakt welke werkzaamheden zij als ‘meerwerk’ beschouwde. De accountant had geen onderscheid gemaakt tussen taken die binnen de bestaande opdracht vielen en werkzaamheden waarvoor apart moest worden betaald. Daarbij speelde mee dat de facturen pas in 2020 werden verzonden, soms jaren na uitvoering van de werkzaamheden. Volgens het hof had Elferink daarmee zelf onduidelijkheid gecreëerd.
De rechter stelde vast dat veel van de door Elferink genoemde werkzaamheden, zoals advies over winstverdeling, personeelsaangelegenheden en het openen van een tweede vestiging, nauw samenhingen met de lopende administratie en het eerdere advies over de bedrijfsstructuur. De vof mocht er daarom redelijkerwijs van uitgaan dat deze binnen de vaste prijs vielen. Alleen de werkzaamheden die specifiek in opdracht van de holding waren verricht, werden toewijsbaar geacht. Voor die posten kende het hof een bedrag van 1.817,42 euro toe.
Algemene voorwaarden
Belangrijk in het oordeel was ook dat de algemene voorwaarden van Elferink niet van toepassing waren. Hoewel de vof latere opdrachtbevestigingen had ondertekend waarin naar die voorwaarden werd verwezen, waren deze pas na het sluiten van de oorspronkelijke overeenkomst toegezonden. Daardoor konden bepalingen over aanvullende vergoedingen, klachttermijnen en kostenveroordelingen niet worden ingeroepen. Het beroep van Elferink op haar algemene voorwaarden werd daarom afgewezen.
Tegenvordering verworpen
De vennoten hadden op hun beurt gesteld dat de accountant tekortgeschoten was in haar verplichtingen, onder meer door de holding niet te liquideren en onvoldoende rekening en verantwoording af te leggen. Het hof zag het anders. De overeenkomst was door de vof zelf per direct opgezegd, waardoor Elferink niet langer gehouden was tot verdere uitvoering. Dat de liquidatie van de holding niet was afgerond, kon de accountant daarom niet worden aangerekend. Ook het verwijt dat zij onvoldoende informatie had overgedragen aan de opvolgende accountant werd verworpen. Elferink had volgens het hof in 2021 en 2022 de gevraagde stukken verstrekt, met uitzondering van enkele specificaties die buiten de gebruikelijke verantwoordingsplicht vielen.
Lees hier de uitspraak.



Geef een reactie